...

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is COPD de op twee na belangrijkste doodsoorzaak. Wereldwijd overleden in 2019 3,23 miljoen mensen aan de aandoening. Omdat astma en COPD beiden chronische luchtwegaandoeningen zijn die vaak met dezelfde luchtwegverwijdende medicatie wordt behandeld, kan het IMA geen onderscheid maken tussen de aandoeningen. Nochtans zijn de richtlijnen voor de behandeling verschillend. Bij de interpretatie van de cijfers gaat het IMA er van uit dat iemand behandeld wordt voor astma of COPD indien minstens 90 standaard dagdosissen (DDD) werden terugbetaald van een aantal geneesmiddelen uit de ATC-categorie R03. Onder de grens van 90 DDD spreekt het IMA van occasioneel gebruik. Een onzekere factor is het gebruik van de medicatie. Het IMA kan enkel kijken naar het aantal verkochte geneesmiddelen en weet niet of de patiënt ie ook effectief heeft gebruikt. Het agentschap geeft zelf het voorbeeld van sommige puffers die een groot aantal dosissen bevatten, waarvan niet geweten is in welke mate ze worden opgebruikt. In 2022 werd 5,9% van de bevolking langdurig behandeld voor obstructieve longaandoeningen, een percentage dat sinds 2008 (4%) gestaag toeneemt. In coronajaar 2020 werd een kleine dip vastgesteld, waarna de toename opnieuw versnelt. Naast de langdurige gebruikers is 2,3% van de bevolking occasioneel gebruiker van deze medicatie. Dat percentage nam niet significant toe sinds 2008 (2,1%), zij het dat er wel een grote stijging is in vergelijking met 2021 (1,7%).Het occasioneel gebruik is vooral groot bij kinderen onder vijf jaar (11,9%). Ook het chronisch gebruik ligt bij deze leeftijdsgroep relatief hoog (5,9%). Het laagste percentage chronisch gebruik wordt vastgesteld in de leeftijdsgroep van 10 tot14 jaar (2%), waarna het met de leeftijd weer toeneemt. De piek wordt bereikt bij de groep tussen 58 en 89 jaar (13,6%).Zoals wel vaker stelt het IMA opmerkelijke verschillen vast tussen de regio's van het land. Het chronisch gebruik van de medicatie ligt het hoogst in Waals gewest (6,8%), gevolgd door het Vlaams gewest (5,7%) en het Brussels gewest (4,4%). Voor occasionele behandeling worden soortgelijke verschillen waargenomen: Waals gewest (3,2%), Vlaanderen 1,9%) en Brussels gewest (1,7%). Het IMA wijt de verschillen deels aan een verschillend rookgedrag in de regio's. Het occasioneel gebruik ligt traditioneel hoger bij vrouwen dan bij mannen. Bij chronisch gebruik waren de mannen traditioneel de grootste gebruikers. Sinds 2022 ligt het bij vrouwen een fractie hoger dan bij mannen (6% tegenover 5,9%). Nog een laatste opmerkelijk cijfer: behalve bij de kinderen tot 4 jaar ligt het percentage personen dat chronisch behandeld wordt hoger - naarmate de leeftijd toeneemt zelfs veel hoger - bij personen met een verhoogde tegemoetkoming.