Van de ouders die deelnamen aan onze internetbevraging gaf 90 procent te kennen dat hun kinderen alle aanbevolen vaccins gekregen hadden. Ouders jonger dan 25 scoren met 92,5 procent voor alle vaccinaties zelfs nog beter. Dat slechts 1 procent van de ouders hun kinderen tegen geen enkele kinderziekte liet vaccineren, haalt de indruk onderuit dat onze landgenoten zich steeds massaler afkeren van vaccinaties, die volgens de huidige kennis nog steeds de best mogelijke preventie vormen tegen besmettelijke ziekten. Zelfs wanneer je er rekening mee houdt dat een 3 à 4 procent van de ouders hun kinderen achteraf bekeken niet meer zou laten vaccineren en dat slechts een 2 à 3 procent geen enkel vaccin nuttig vindt, dan nog lijkt de anti-vaccinatiebeweging slechts een minieme minderheid te kunnen overtuigen, ook al laat ze zeer luidruchtig van zich horen.

Kritisch, maar overtuigd

Dat Belgische ouders hun kinderen zo massaal laten vaccineren, betekent echter niet dat zij alles zomaar klakkeloos aanvaarden. Franstaligen staan opmerkelijk kritischer tegenover vaccinaties. Slechts 53 procent heeft alle vertrouwen in het aanbevolen vaccinatieprogramma. Bij de Vlamingen ligt dat op 72 procent. Franstaligen trachten zich meer eerst grondig te informeren en geven pas daarna toestemming. Vlamingen lijken veel volgzamer. Zij luisteren naar Kind & Gezind of hun arts en volgen dat advies vrij goed op.

Leeftijd speelt eveneens mee. Hoe jonger de ouders, hoe beter ze zich vooraf informeren alvorens over te gaan tot vaccinatie van hun kind. Die kritische instelling en de grondige informatieronde vooraf heeft bovendien bijkomende voordelen in de zin dat ouders zich meer rekenschap geven van het belang van de collectieve immuniteit wanneer voldoende ouders hun kinderen laten vaccineren. De meerderheid van hen maakt zich zorgen over de kleine minderheid dit dat niet doet en daardoor de grote groep in gevaar kan brengen. Hoe belangrijk die groepsimmuniteit is, blijkt uit de uitbraken van mazelen die we de laatste jaren gekend hebben.

Die bezorgdheid over de groepsimmuniteit is bovendien groter dan die over de veronderstelde ongewenste effecten waarover de antivaccinatiebeweging zo van haar oren maakt. Dat het opleidingsniveau in dit alles een grote rol speelt, verbaast uiteraard niet. Mensen met een lager niveau van opleiding lijken zich meer zorgen te maken over de ongewenste effecten van vaccinatie.

De arts als (wankele) bron

Voor de Vlamingen weegt de mening van Kind & Gezin het zwaarst door in de beslissing over al dan niet laten vaccineren. De huis- en kinderarts komen op de tweede plaats. Bij de Franstaligen is dat omgekeerd. Zij lijken ook veel meer actief in overleg te gaan met artsen en de zorgverleners van de zuigelingenraadpleging ONE (de Franstalige tegenhanger van Kind & Gezin. Ze leggen hen hun vragen voor, confronteren hen met wat ze vinden op internet of wat ze elders in de media vinden.

Over de invloed van de door de medische wereld zo gevreesde 'dokter Google' hoeven we ons blijkbaar ook weinig zorgen te maken. Het internet vormt voor slechts iets meer dan een kwart een belangrijke bron van informatie na de artsen en Kind & Gezin. Dat vooral jongere generaties daar te raden gaan, spreekt voor zich. Meer geschoolde respondenten richten zich meer op gezondheidsmagazines, terwijl laaggeschoolden meer afgaan op hun buikgevoel.

De overheid zo best een tandje mogen bijsteken in het verstrekken van informatie over vaccinatie, lezen we in de resultaten. Van de Nederlandstalige respondenten vindt slechts 60 procent dat de overheid daarin voldoende doet. Bij de Franstaligen is dit slechts 45 procent. Maar gelukkig is er nog de arts die in beide landsgedeelten bij een meerderheid kan voldoen op 'al hun vragen over vaccinatie'.

Kennis van ziekten

Ongeveer eenderde van respondenten waren ouders van kinderen jonger dan 5 jaar. Bij een bezoek aan hun arts of een raadpleging van Kind & Gezin worden deze ouders voortdurend om de oren geslagen met vragen en adviezen over vaccinaties en het is dus ook niet meer dan logisch dat zij op zijn minst de namen kennen van de betreffende ziekten. Hoe goed ze de details van deze ziektes kennen en hoe goed zij op de hoogte zijn van de gevaren bleef buiten bestek. Maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat die toch niet zo heel diep gaat. We geven hieronder enkele voorbeelden. De algemene indruk is wel dat oudere respondenten een aantal ziektes als meer gevaarlijke inschatten dan jongere, misschien omdat zij zelf nog met eigen ogen gezien hebben wat mazelen en polio kunnen aanrichten. Maar de lijn is niet eenduidig te trekken.

Bijna iedereen kent hersenvliesontsteking (meningitis) en zo goed als iedereen beschouwd ze als een zeer gevaarlijke infectie. Niet verwonderlijk, want deze ziekte komt geregeld in het nieuws en dan bijna telkens met een fatale afloop en preventieve beschermingsmaatregelen voor de mensen in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer. Stuk voor stuk factoren die het gevaarlijke karakter van de infectie onderstrepen en er voor zorgen dat het begrip vooraan in je geheugen blijft hangen.

Daar staat dan een aandoening tegenover als kroep of difterie. Van de jongste generatie, jonger dan 25, weet slechts 60% nog wat deze ziekte inhoudt, namelijk een ontsteking door een bacterie waarbij de luchtwegen opzwellen en het kind kan stikken. De bacterie scheidt ook giftstoffen af die onder meer het hart aantasten. De 'blaffende hoest' is een typisch kenmerk voor deze ziekte. Gezien de onbekendheid van deze ziekte is het waarschijnlijk goed dat de vaccinatie toegevoegd is aan deze van tetanus. Misschien zou het aantal vaccinaties anders wel gedaald zijn.

Dat jonge ouders ook polio niet zo goed meer kennen, werpt vraagtekens op. Polio is immers de enige verplichte vaccinatie in ons land, maar de aandoening is wereldwijd bijna uitgeroeid en komt dus nauwelijks nog in het nieuws. Blijkbaar liggen jonge ouders er niet wakker van, maar volgen ze het vaccinatieadvies toch vrij nauw op. Het verplichte karakter heeft met andere woorden nog steeds zijn nut.

Het humaan papillomavirus doet de minste bellen rinkelen. In Vlaanderen werd nog niet zo lang geleden toch vrij uitgebreid campagne gevoerd om tienermeisjes te laten vaccineren en hen zo te beschermen tegen de belangrijkste oorzaak van baarmoederhalskanker. Nogal wat tegenstanders namen aanstoot aan het specifieke opzet van deze campagne, namelijk de tienermeisjes nog voor hun eerste seksueel contact te laten vaccineren uit vrees dat dit tot meer seksueel contact op jongere leeftijd zou leiden. Een onterechte vrees wanneer je weet dat de leeftijd van het eerste seksueel contact eerder de neiging heeft wat naar een hogere leeftijd op te schuiven. Bovendien is de vroege tienerleeftijd de ideale periode voor deze vaccinatie daar het humaan papillomavirus overgedragen wordt via seksueel contact.

Dat de naam van dit virus niet veel bellen doet rinkelen, komt misschien ook omdat hij niet onmiddellijk een schrikbeeld van een gevaarlijke aandoening oploopt en weinig mensen spontaan het verband leggen met baarmoederhalskanker. Misschien komt het ook omdat baarmoederhalskanker een begrip is waar we al lang vertrouwd mee zijn onder andere via de stelselmatige screeningsprogramma's van de overheid. Dat wekt waarschijnlijk de indruk dat we dit probleem onder controle hebben. Het grote voordeel van de vaccinatie is echter dat ze in grote mate kan voorkomen dat er zich een baarmoederhalstumor vormt. Maar we zien ze veel minder als een onverwachte aandoening die van de ene dag op de andere ons leven bedreigt zonder veel kans op genezing, terwijl dat natuurlijk wel zo blijft als de kanker pas in een laat stadium ontdekt wordt of relatief agressief is. Het vaccin tegen het humaan papillomavirus staat ook aan de top van de meest geweigerde vaccins.

Van griep liggen ouders nog het allerminst wakker, ook al eist deze ziekte van alle vaccineerbare aandoeningen stelselmatig het grootste aantal slachtoffers. Maar nauwelijks op jonge leeftijd. Ze wordt door zowat de helft van de deelnemers aan de enquête als de minst gevaarlijke ziekte beschouwd.

Over kinkhoest, mazelen, rode hond en bof maken ongeveer 1 op de 3 zich eveneens weinig zorgen. Op de eerste twee, mazelen en kinkhoest, gaan we in volgende stukken dieper in.

Algemene conclusies

Volgens de gegevens van deze enquête is het vertrouwen in vaccinaties in het hele land nog steeds zeer groot. In punten uitgedrukt, krijgen vaccinaties van onze respondenten een 8 op 10.

Wie jonger is dan 35 stelt zich iets meer vragen over het nut en de ongewenste effecten in vergelijking met hun ouders, maar deze generaties informeren zich ook beter alvorens zichzelf of hun kind te laten vaccineren.

Slechts een zeer kleine minderheid (ongeveer 2%) is radicaal tegen elke vorm van vaccinatie.

Vlamingen staan globaal iets positiever tegenover vaccinatie, voelen zich beter geïnformeerd en gaan zelf minder op zoek naar informatie.

Franstaligen zijn kritischer, maar krijgen meer te maken met negatieve mediaberichten over vaccinatie en gaan daarop zelf meer op zoek naar informatie. Ze zijn meer geneigd zich goed te informeren voor ze tot vaccinatie overgaan in vergelijking met Vlamingen.

Wie heeft geantwoord?

Via de websites van Knack en Le Vif is van april tot juli 2018 gepeild naar de opinies en praktijken van onze landgenoten inzake vaccinaties. In totaal kwamen 4.416 volledig ingevulde enquêteformulieren toe: 2.818 Nederlandstalige en 1.598 Franstalige.

Dat vrouwen veel meer reageerden dan mannen, 80 versus 20%, wekt geen verwondering.

Het publiek was vrij jong: 58% was jonger dan 45 jaar. Slechts een kwart was ouder dan 55 jaar. Vermoedelijk waren veel ouders dus nog niet zo lang uit de pampers.

Een kwart van de respondenten had geen kinderen.

Van de ouders die deelnamen aan onze internetbevraging gaf 90 procent te kennen dat hun kinderen alle aanbevolen vaccins gekregen hadden. Ouders jonger dan 25 scoren met 92,5 procent voor alle vaccinaties zelfs nog beter. Dat slechts 1 procent van de ouders hun kinderen tegen geen enkele kinderziekte liet vaccineren, haalt de indruk onderuit dat onze landgenoten zich steeds massaler afkeren van vaccinaties, die volgens de huidige kennis nog steeds de best mogelijke preventie vormen tegen besmettelijke ziekten. Zelfs wanneer je er rekening mee houdt dat een 3 à 4 procent van de ouders hun kinderen achteraf bekeken niet meer zou laten vaccineren en dat slechts een 2 à 3 procent geen enkel vaccin nuttig vindt, dan nog lijkt de anti-vaccinatiebeweging slechts een minieme minderheid te kunnen overtuigen, ook al laat ze zeer luidruchtig van zich horen.Dat Belgische ouders hun kinderen zo massaal laten vaccineren, betekent echter niet dat zij alles zomaar klakkeloos aanvaarden. Franstaligen staan opmerkelijk kritischer tegenover vaccinaties. Slechts 53 procent heeft alle vertrouwen in het aanbevolen vaccinatieprogramma. Bij de Vlamingen ligt dat op 72 procent. Franstaligen trachten zich meer eerst grondig te informeren en geven pas daarna toestemming. Vlamingen lijken veel volgzamer. Zij luisteren naar Kind & Gezind of hun arts en volgen dat advies vrij goed op.Leeftijd speelt eveneens mee. Hoe jonger de ouders, hoe beter ze zich vooraf informeren alvorens over te gaan tot vaccinatie van hun kind. Die kritische instelling en de grondige informatieronde vooraf heeft bovendien bijkomende voordelen in de zin dat ouders zich meer rekenschap geven van het belang van de collectieve immuniteit wanneer voldoende ouders hun kinderen laten vaccineren. De meerderheid van hen maakt zich zorgen over de kleine minderheid dit dat niet doet en daardoor de grote groep in gevaar kan brengen. Hoe belangrijk die groepsimmuniteit is, blijkt uit de uitbraken van mazelen die we de laatste jaren gekend hebben.Die bezorgdheid over de groepsimmuniteit is bovendien groter dan die over de veronderstelde ongewenste effecten waarover de antivaccinatiebeweging zo van haar oren maakt. Dat het opleidingsniveau in dit alles een grote rol speelt, verbaast uiteraard niet. Mensen met een lager niveau van opleiding lijken zich meer zorgen te maken over de ongewenste effecten van vaccinatie.Voor de Vlamingen weegt de mening van Kind & Gezin het zwaarst door in de beslissing over al dan niet laten vaccineren. De huis- en kinderarts komen op de tweede plaats. Bij de Franstaligen is dat omgekeerd. Zij lijken ook veel meer actief in overleg te gaan met artsen en de zorgverleners van de zuigelingenraadpleging ONE (de Franstalige tegenhanger van Kind & Gezin. Ze leggen hen hun vragen voor, confronteren hen met wat ze vinden op internet of wat ze elders in de media vinden.Over de invloed van de door de medische wereld zo gevreesde 'dokter Google' hoeven we ons blijkbaar ook weinig zorgen te maken. Het internet vormt voor slechts iets meer dan een kwart een belangrijke bron van informatie na de artsen en Kind & Gezin. Dat vooral jongere generaties daar te raden gaan, spreekt voor zich. Meer geschoolde respondenten richten zich meer op gezondheidsmagazines, terwijl laaggeschoolden meer afgaan op hun buikgevoel.De overheid zo best een tandje mogen bijsteken in het verstrekken van informatie over vaccinatie, lezen we in de resultaten. Van de Nederlandstalige respondenten vindt slechts 60 procent dat de overheid daarin voldoende doet. Bij de Franstaligen is dit slechts 45 procent. Maar gelukkig is er nog de arts die in beide landsgedeelten bij een meerderheid kan voldoen op 'al hun vragen over vaccinatie'.Ongeveer eenderde van respondenten waren ouders van kinderen jonger dan 5 jaar. Bij een bezoek aan hun arts of een raadpleging van Kind & Gezin worden deze ouders voortdurend om de oren geslagen met vragen en adviezen over vaccinaties en het is dus ook niet meer dan logisch dat zij op zijn minst de namen kennen van de betreffende ziekten. Hoe goed ze de details van deze ziektes kennen en hoe goed zij op de hoogte zijn van de gevaren bleef buiten bestek. Maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat die toch niet zo heel diep gaat. We geven hieronder enkele voorbeelden. De algemene indruk is wel dat oudere respondenten een aantal ziektes als meer gevaarlijke inschatten dan jongere, misschien omdat zij zelf nog met eigen ogen gezien hebben wat mazelen en polio kunnen aanrichten. Maar de lijn is niet eenduidig te trekken.Bijna iedereen kent hersenvliesontsteking (meningitis) en zo goed als iedereen beschouwd ze als een zeer gevaarlijke infectie. Niet verwonderlijk, want deze ziekte komt geregeld in het nieuws en dan bijna telkens met een fatale afloop en preventieve beschermingsmaatregelen voor de mensen in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer. Stuk voor stuk factoren die het gevaarlijke karakter van de infectie onderstrepen en er voor zorgen dat het begrip vooraan in je geheugen blijft hangen.Daar staat dan een aandoening tegenover als kroep of difterie. Van de jongste generatie, jonger dan 25, weet slechts 60% nog wat deze ziekte inhoudt, namelijk een ontsteking door een bacterie waarbij de luchtwegen opzwellen en het kind kan stikken. De bacterie scheidt ook giftstoffen af die onder meer het hart aantasten. De 'blaffende hoest' is een typisch kenmerk voor deze ziekte. Gezien de onbekendheid van deze ziekte is het waarschijnlijk goed dat de vaccinatie toegevoegd is aan deze van tetanus. Misschien zou het aantal vaccinaties anders wel gedaald zijn.Dat jonge ouders ook polio niet zo goed meer kennen, werpt vraagtekens op. Polio is immers de enige verplichte vaccinatie in ons land, maar de aandoening is wereldwijd bijna uitgeroeid en komt dus nauwelijks nog in het nieuws. Blijkbaar liggen jonge ouders er niet wakker van, maar volgen ze het vaccinatieadvies toch vrij nauw op. Het verplichte karakter heeft met andere woorden nog steeds zijn nut.Het humaan papillomavirus doet de minste bellen rinkelen. In Vlaanderen werd nog niet zo lang geleden toch vrij uitgebreid campagne gevoerd om tienermeisjes te laten vaccineren en hen zo te beschermen tegen de belangrijkste oorzaak van baarmoederhalskanker. Nogal wat tegenstanders namen aanstoot aan het specifieke opzet van deze campagne, namelijk de tienermeisjes nog voor hun eerste seksueel contact te laten vaccineren uit vrees dat dit tot meer seksueel contact op jongere leeftijd zou leiden. Een onterechte vrees wanneer je weet dat de leeftijd van het eerste seksueel contact eerder de neiging heeft wat naar een hogere leeftijd op te schuiven. Bovendien is de vroege tienerleeftijd de ideale periode voor deze vaccinatie daar het humaan papillomavirus overgedragen wordt via seksueel contact.Dat de naam van dit virus niet veel bellen doet rinkelen, komt misschien ook omdat hij niet onmiddellijk een schrikbeeld van een gevaarlijke aandoening oploopt en weinig mensen spontaan het verband leggen met baarmoederhalskanker. Misschien komt het ook omdat baarmoederhalskanker een begrip is waar we al lang vertrouwd mee zijn onder andere via de stelselmatige screeningsprogramma's van de overheid. Dat wekt waarschijnlijk de indruk dat we dit probleem onder controle hebben. Het grote voordeel van de vaccinatie is echter dat ze in grote mate kan voorkomen dat er zich een baarmoederhalstumor vormt. Maar we zien ze veel minder als een onverwachte aandoening die van de ene dag op de andere ons leven bedreigt zonder veel kans op genezing, terwijl dat natuurlijk wel zo blijft als de kanker pas in een laat stadium ontdekt wordt of relatief agressief is. Het vaccin tegen het humaan papillomavirus staat ook aan de top van de meest geweigerde vaccins.Van griep liggen ouders nog het allerminst wakker, ook al eist deze ziekte van alle vaccineerbare aandoeningen stelselmatig het grootste aantal slachtoffers. Maar nauwelijks op jonge leeftijd. Ze wordt door zowat de helft van de deelnemers aan de enquête als de minst gevaarlijke ziekte beschouwd.Over kinkhoest, mazelen, rode hond en bof maken ongeveer 1 op de 3 zich eveneens weinig zorgen. Op de eerste twee, mazelen en kinkhoest, gaan we in volgende stukken dieper in.Volgens de gegevens van deze enquête is het vertrouwen in vaccinaties in het hele land nog steeds zeer groot. In punten uitgedrukt, krijgen vaccinaties van onze respondenten een 8 op 10.Wie jonger is dan 35 stelt zich iets meer vragen over het nut en de ongewenste effecten in vergelijking met hun ouders, maar deze generaties informeren zich ook beter alvorens zichzelf of hun kind te laten vaccineren.Slechts een zeer kleine minderheid (ongeveer 2%) is radicaal tegen elke vorm van vaccinatie.Vlamingen staan globaal iets positiever tegenover vaccinatie, voelen zich beter geïnformeerd en gaan zelf minder op zoek naar informatie.Franstaligen zijn kritischer, maar krijgen meer te maken met negatieve mediaberichten over vaccinatie en gaan daarop zelf meer op zoek naar informatie. Ze zijn meer geneigd zich goed te informeren voor ze tot vaccinatie overgaan in vergelijking met Vlamingen.