...

"Mijn onderzoek was multidisciplinair. Ik bestudeerde de rol van het RIZIV, de huisarts, de apotheker én de patiënt", zegt Fraeyman, verbonden aan de onderzoeksgroep Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg Antwerpen (ELIZA) van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. "Ik gebruikte daarvoor verschillende onderzoekstechnieken: analyses van verkoopcijfers, vragenlijsten bij huisartsen en apothekers, en ook interviews met de patiënten zelf." Uit de resultaten blijkt in de eerste plaats dat er te veel beleidsmaatregelen zijn, die elkaar in sommige gevallen opheffen en zo aan hun doel voorbijgaan. "Als het RIZIV de werking van het huidige referentieterugbetalingssysteem opnieuw zou herzien, zouden onnodige kosten voor de terugbetaling van geneesmiddelen verder vermeden kunnen worden", aldus Fraeyman. Meningsverschillen Ook blijken er nog erg veel meningsverschillen te bestaan tussen huisartsen en apothekers, meer bepaald ten aanzien van het Voorschrijven Op Stofnaam (VOS). "Wanneer een arts een voorschrift op stofnaam schrijft, is de apotheker verplicht om het goedkoopste geneesmiddel af te leveren. Daarom wordt VOS beschouwd als een maatregel met een enorm potentieel voor het realiseren van besparingen", legt Fraeymans uit.Maar de toepasbaarheid van VOS is nog verre van optimaal. Slechts 9% van het totaal aantal voorschriften is op stofnaam voorgeschreven. Eén van de belangrijkste oorzaken is het straf- en beloningssysteem dat het RIZIV heeft ingevoerd, waardoor huisartsen en apothekers op een onevenwichtige manier gemotiveerd worden. Zo worden apothekers bestraft als ze niet alle voorschriften op stofnaam aanduiden, maar ze worden alleen vergoed voor de geneesmiddelen die terugbetaald worden en waarvoor er een generische versie beschikbaar is. Daarentegen tellen in het beloningssysteem van artsen alle voorschriften mee, ongeacht of er een generische variant beschikbaar is. Dit is duidelijk niet bevorderlijk voor het vertrouwen. "Overleg en samenwerking bestaat er dus nauwelijks tussen huisartsen en apothekers. Vanuit de overheid dient er daarom een structurele ondersteuning te komen voor lokaal medisch-farmaceutisch overleg tussen beide beroepsgroepen. Dit kan hen dichter bij elkaar brengen, maar ook de efficiëntie in de (uitgaven voor) eerstelijnsgezondheidszorg verhogen." Prijsbewust In het derde deel van haar doctoraat onderzocht Fraeyman de rol van de patiënt in het optimaliseren van de uitgaven voor geneesmiddelengebruik, meer bepaald hoe prijsbewust patiënten omgaan met hun geneesmiddelen en hoe de prijs mee bepaalt hoe zij het geneesmiddel zullen gebruiken. "De patiënt vindt de prijs wel degelijk belangrijk, maar weet nauwelijks hoeveel zijn geneesmiddelen kosten. De prijs zou daarom vaker besproken moeten worden tijdens het consult met de huisarts." Ook de houding en kennis van de Vlaming ten aanzien van generische geneesmiddelen werd onder de loep genomen. "Generische geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de originele merkgeneesmiddelen, maar zijn doorgaans goedkoper dan de merken. Paracetamol is bijvoorbeeld de generische naam van Dafalgan®", verduidelijkt Fraeyman.Uit de enquête blijkt dat er een grote bereidheid is om generische geneesmiddelen te gebruiken, maar slechts 17% van de Vlamingen kan een generisch geneesmiddel herkennen. Oudere mensen zijn bovendien vaker verward door de verschillende beschikbare verpakkingen. "Mensen zouden beter geïnformeerd moeten worden over generische geneesmiddelen, over de gelijkwaardigheid met het merkgeneesmiddel, maar vooral over het prijsvoordeel.""Tot slot, om de uitgaven voor geneesmiddelengebruik beter te kunnen bewaken, zou een vorm van permanente kwaliteitscontrole geïnstalleerd kunnen worden. Die zou dan objectief de kwaliteit van de (organisatie van de) zorg met betrekking tot alle actoren kunnen meten, om zo de gedane investering te kunnen verantwoorden en bij te sturen waar mogelijk", besluit Fraeyman.