...

FeBelGen wil niet aan de klaagmuur staan. De sector wil constructief meewerken met de overheid. Haar maatschappelijke opdracht is geneesmiddelen aan te bieden aan zeer schappelijke prijzen. Maar in België blijft het aandeel van de generische middelen in de markt klein. En op een omzet van 300 miljoen wordt 33 miljoen bespaard. Op drie jaar tijd moet de sector niet minder dan 15 procent besparen . Dat is onevenredig, vindt Remels. VOS-avontuur? In 2012 treffen niet minder dan vijf besparingsmaatregelen de generieke sector. De maatregel die misschien het meeste ophef heeft gemaakt, is het automatische VOS/de verplichte substitutie. Maandelijks zal het Riziv voor ieder antibioticum en antimycoticum een lijst maken met het goedkoopste product. De middelen die daar meer dan 5 procent boven zitten worden automatisch gesubstitueerd. Voor de firma's houdt dit een enorm risico in. Zij moeten vaak hun bestellingen op voorhand plaatsen. Maar krijgen ze wel een redelijke kans om hun product te verkopen? En wat als bedrijven die hier niet structureel aanwezig zijn, de kans schoon zien om hun stock aan dumpingprijzen op te ruimen? Remels: "Het risico bestaat dan nog dat die stock niet volledig de behoefte dekt. De onzekere situatie voor bedrijven kan zich gemakkelijk vertalen in bevoorradingsproblemen. De juiste antibiotica voor specifieke aandoeningen zullen plots niet meer beschikbaar blijken." Een derde van de omzet Er zijn nog andere maatregelen die de sector zwaar treffen. De lineaire prijsdalingen (moduleerbare prijzen) moeten 2 procent besparingen opleveren. De plafondterugbetaling voor de PPI's valt voor sommige bedrijven zeer zwaar. Middelen die boven het plafond zitten, kunnen door de apotheker worden gesubstitueerd. Men mag bovendien niet vergeten dat antibiotica, antimycotica en PPI's samen een derde van de omzet van generieke middelen vertegenwoordigen. Daarnaast komt er ook een bijkomende prijsdaling van 10 procent voor geneesmiddelen uit categorie A. Wanneer het octrooi vervalt, vermindert de vergoedingsbasis voor het geneesmiddel met 31 procent. Voor klasse A-geneesmiddelen wordt dat nu zelfs 41 procent bij de start. En dan komen daar nog prijsdalingen voor oude geneesmiddelen bovenop. De sector moet door dit alles werken met drie 'businessmodellen', met elk een eigen prijzenstructuur: de referentieterugbetaling, de verplichte substitutie en de plafondprijzen. Dat vraagt extra inspanningen en investeringen. Maar het ergste is dat een sector die belangrijke besparingen kan opleveren voor de overheid, en voor de portemonnee van de patiënt, stiefmoederlijk behandeld wordt. "De motor van potentiële besparingen wordt stilgelegd. In België stagneert het aandeel van goedkope middelen in de ambulante sector rond de 50 procent. Nochtans werden vorig jaar alleen al 25 nieuwe generieken op de markt gebracht." Het aandeel van generieke middelen in de ziekenhuizen blijft eigenlijk verwaarloosbaar (2 à 4 %). "België hinkt zwaar achterop bij zijn buurlanden. Echte incentives voor de generieke middelen ontbreken. Bekend is dat dossiers voor nieuwe generieken niet eens meer worden ingediend. De firma's achten het sop de kool niet waard. België liep in 2010-2011 hierdoor naar schatting 80 miljoen mogelijke besparingen mis, door vertraging of het niet lanceren van nieuwe generieken." Olivier Remels houdt zijn hart vast: "In ieder geval moeten nu verder geen nieuwe structurele besparingen worden ingevoerd. De limiet van het haalbare is voor vele bedrijven bereikt." Hij hoopt dat er nog mogelijkheid bestaat voor overleg met de overheid, om de onvoorspelbare effecten van sommige maatregelen te milderen. Remels: "Er moet een eenvoudigere regeling komen die de concurrentie tussen de verschillende actoren op de markt behoudt, maar die de producenten de mogelijkheid biedt een duurzaam beleid te voeren."