...

België mag dan maar een voorschoot groot zijn, het is niet bepaald misdeeld wat onderzoekers, ziekenhuizen, expertisecentra en andere (bio)farmaceutische of biotechnologische ondernemingen betreft. Ons land bulkt van de expertise. Zo veel troeven dat het door het tijdschrift ' The Scientist' in 2007 nog is uitgeroepen tot 'beste land ter wereld voor klinisch onderzoek'. Ook vandaag nog is ons land recordhouder wat betreft het aantal klinische studies per inwoner. De concurrentie van een aantal 'nieuwe' landen, in het bijzonder van India en China, maar ook landen uit Centraal-Europa en Latijns-Amerika, is hoe dan ook een realiteit die we niet langer kunnen ontkennen. De troeven van deze landen liggen vooral in hun grootte en de diversiteit van hun inwoners, maar ook in de lage kosten. Voor studies fases I en II bezit België nog altijd zijn expertise en de relatief korte tijd om goedkeuring te krijgen. Om zijn positie hard te maken heeft men nu een aantal denksporen uitgetekend om het Belgische potentieel te versterken. Zo wordt gedacht aan de ontwikkeling van een gemengde input industrie-academische wereld, een vereenvoudiging van de procedures en een verbetering van de ethische of veiligheidsprocedures. Enkele cijfers Op vraag van pharma.be heeft Deloitte een studie uitgevoerd om de evolutie van de laatste jaren op het gebied van klinisch onderzoek in kaart te brengen. Deloitte baseerde zich daarvoor op de gegevens van het FAGG voor de periode van 2006 tot het eerste semester van 2009. Die studie toont aan dat het aantal aanvragen voor klinische studies progressief is gestegen tussen 2006 en 2008 (gaande van 522 tot 629) om dan een opvallende daling te kennen in 2009 (232 in het eerste semester, 527 voor het hele jaar). Het percentage van studies dat aanvaard is over die hele periode, blijkt ongeveer stabiel te zijn (en bovendien erg hoog, meer dan 90%). Toch is er een belangrijk deel (maar gelukkig een minoriteit, zijnde minder dan 20%) dat belangrijke problemen moet overwinnen voor het tot een goedkeuring komt. Het aantal studies fase III zijn in ons land het meeste gebeurd (gemiddeld 37 % van het totaal), terwijl de studies fase I en II samen goed waren voor iets meer dan de helft van het totaal. Het is niet te verwonderen dat het grootste gedeelte van deze studies door de industrie werd gesponsord. Het aandeel is zelfs in de onderzochte periode nog gestegen van 81,7 procent in het eerste semester van 2006 tot 87,6 procent in het eerste semester van 2009. Ongeveer 41 procent van de studies die door de industrie in gang werden gezet was afkomstig van de vijf meest actieve farmaceutische labo's. Wie die vijf zijn, werd niet meegedeeld. Langs academische kant lagen de vijf meest actieve instellingen (KULeuven, UGent, UCL, Erasmus en de Europese organisatie voor onderzoek en behandeling van kanker EORTC) aan de basis van 70 procent van de studies. Bijna een vijfde van de klinische onderzoeken bewoog zich in het domein van de oncologie, gevolgd door het spijsverteringsstelsel (7,9 %), het zenuwstelsel (7,8 %) en cardiovasculaire aandoeningen (7,3 %). De proefpersonen waren vooral volwassenen (ongeveer de helft) en zestigplussers. Maar ook de groep van minderjarigen lijkt licht gestegen te zijn. Dat ligt vooral aan de Europese regelgeving die in 2008 is veranderd en waardoor geneesmiddelen ook bij kinderen moeten worden geëvalueerd. u