...

Ondanks het belang dat het recht aan het beroepsgeheim toekent, is het principe niet absoluut. Er bestaan situaties waarin de apotheker informatie, die in principe door het beroepsgeheim is gedekt, mag of zelfs moet onthullen. De geheimhoudingsplicht is niet van toepassing in geval van getuigenis in rechte. Daarmee worden alle verklaringen bedoeld die voor een onderzoeksrechter of een bodemrechter, zij het een burgerrechtelijke of strafrechtelijke rechter worden afgelegd. Verklaringen afgelegd aan politiediensten of het parket vallen niet binnen deze categorie. Het gaat hier om een mogelijkheid om te spreken en geen verplichting: de apotheker moet altijd in eer en geweten evalueren of het noodzakelijk en nuttig is, o.a. in het belang van de justitie en de gerechtelijke waarheid, om informatie die door het beroepsgeheim wordt gedekt, te onthullen. Hij mag dus zwijgen voor zover hij hierdoor het beroepsgeheim niet van zijn doel afwendt en geen rechtsmisbruik maakt. U kan bijvoorbeeld opgeroepen worden om te getuigen voor de politierechtbank in een verkeerszaak waarin één van uw patiënten betrokken is om te verduidelijken welke geneesmiddelen aan hem werden afgeleverd enkele uren vóór het ongeval dat hij heeft veroorzaakt. Indien u zelf, als apotheker, persoonlijk betrokken bent bij een procedure, bijvoorbeeld op basis van uw beroepsaansprakelijkheid, laten de rechten van de verdediging u toe om de door het beroepsgeheim gedekte informatie te gebruiken om zich te verdedigen. Een zelfde opheffing van het beroepsgeheim bestaat voor de getuigenis voor een parlementaire onderzoekscommissie. In het strafrecht wordt aanvaard dat er geen inbreuk is wanneer het plegen ervan is geëist of toegelaten door de wet. Hetzelfde principe is van toepassing op het beroepsgeheim. Hieronder leggen we de voornaamste voorbeelden uit. Krachtens het Strafwetboek heeft de apotheker de mogelijkheid om aan de procureur des Konings feiten van aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, vrijwillige slagen en verwondingen, seksuele verminkingen, onthouding van voedsel en verzorging, gebrek aan onderhoud en het in de steek laten gepleegd tegen minderjarigen of personen die op basis van voorgedefinieerde criteria als kwetsbaar worden beschouwd, aan te geven wanneer hij van deze feiten kennis neemt in bepaalde omstandigheden (1). Sinds 2017 mag de apotheker ook vertrouwelijke informatie zonder risico op strafrechtelijke vervolging meedelen in het kader van een overleg dat door de wet wordt georganiseerd of door de procureur des Konings wordt toegelaten om hetzij de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden, hetzij de openbare veiligheid of de veiligheid van de Staat te beschermen (2). De wet op de geneesmiddelen voorziet de mogelijkheid om modaliteiten voor de verwerking van gezondheidsgegevens van patiënten via KB te bepalen "met het oog op het opsporen van geneesmiddelengebonden problemen" (3). Er is ook geen inbreuk op het beroepsgeheim wanneer de apotheker de informatie meedeelt aan de vertrouwenspersoon die de patiënt heeft aangewezen (4). Het feit dat een persoon geneesmiddelen voor een andere persoon in de apotheek komt halen, maakt die niet automatisch tot zijn vertrouwenspersoon in de zin van de wet (deze persoon is vaak enkel zijn gemachtigde). De apotheker moet daarvoor aandachtig zijn om geen inbreuk op de bepalingen met betrekking tot het beroepsgeheim te plegen. Het is de patiënt die de identiteit en de hoedanigheid van zijn vertrouwenspersoon aan de apotheker moet communiceren; de apotheker mag deze informatie in het dossier van de patiënt opnemen. In het geval van minderjarige patiënten zijn de ouders niet automatisch de vertrouwenspersonen. Ze oefenen echter in principe de rechten van de patiënt, waaronder het recht op informatie, in plaats van de minderjarigen uit en de minderjarigen worden betrokken bij de uitoefening van deze rechten rekening houdend met hun leeftijd en maturiteit. De apotheker zou toch inzage in het dossier van een minderjarige patiënt aan zijn ouders kunnen weigeren om de persoonlijke levenssfeer en de intimiteit van de minderjarige te beschermen, indien het verzoek niet in zijn belang wordt geformuleerd (5). Bovendien oefenen de minderjarigen die volgens de beroepsbeoefenaar "tot een redelijke beoordeling van hun belangen in staat" zijn zelf hun rechten autonoom uit: informatie met betrekking tot deze minderjarige onthullen aan zijn ouders zou in hoofde van de apotheker kunnen beschouwd worden als een schending van het beroepsgeheim. Bovendien mag een apotheker alle nuttige of noodzakelijke inlichtingen van farmaceutische aard betreffende een patiënt aan een ander behandelend beoefenaar meedelen op verzoek of met akkoord van de patiënt om hetzij de diagnose, hetzij de behandeling voort te zetten of te vervolledigen, en dit zonder het beroepsgeheim te schenden (6). Er geldt een spreekplicht in hoofde van de apotheker wanneer de vitale belangen van een persoon moeten gevrijwaard worden. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als de apotheker door een ziekenhuis wordt gecontacteerd om de geneesmiddelen te kennen die aan een patiënt in coma die werd opgenomen, werden afgeleverd (7). De apotheker moet ook alle (pogingen tot) verdachte transacties met betrekking tot precursoren voor explosieven binnen een termijn van 24 uren aan de overheid melden, alsook indien mogelijk de identiteit van de patiënt die de auteur is van de (poging tot) transactie (8). De verdachte bestellingen en transacties van bepaalde drugsprecursoren moeten ook genotificeerd worden. Onlangs werd een nieuwe vrijstelling van het beroepsgeheim ingevoerd voor alle gezondheidszorgberoepsbeoefenaars in het kader van de strijd tegen het coronavirus om hen toe te laten de databanken, die werden gecreëerd om de geteste en besmette personen te identificeren, in te vullen, alsook deel te nemen aan het contactopsporingssysteem wanneer ze zelf besmet of vermoedelijk besmet zijn (9).