...

De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft op 7 november een wetsvoorstel van cd&v kamerlid Nawal Farih tot wijziging van de wet van 9 oktober 2023 tot wijziging van de WUG 'met het oog op het verlengen van de bevoegdheid van apothekers om het griepvaccin toe te dienen' goedgekeurd. Aanvankelijk was het de bedoeling om deze bevoegdheid voor een onbepaalde duur te verlengen. De wet van 9 oktober 2023Artikel 2 van de wet van 9 oktober 2023 (Staatsblad van 11 oktober 2023) bracht een wijziging aan in artikel 3 van de WUG dat de uitoefening van de geneeskunde voorbehoudt aan artsen. Artikel 3 § 3 bevatte reeds een afwijking op dit monopolie, namelijk het voorschrijven van vaccins voor de profylaxe van influenza door apothekers. Die werd aangevuld met een nieuwe afwijking: apothekers die hun beroep in voor het publiek opengestelde apotheken uitoefenen werden gemachtigd om dergelijke vaccins toe te dienen voor zover dit onmiddellijk gebeurt in de apotheek waar het wordt voorgeschreven en de apotheker een bepaalde opleiding heeft gevolgd. Artikel 3 van de wet van 9 oktober 2023 bepaalt dat deze afwijking ophoudt uitwerking te hebben op 1 januari 2024, tenzij deze bij KB wordt verlengd, en dit gedurende maximaal één jaar. Dit gebeurde bij KB van 18 december 2023, tot einde 2024.Tijdelijke verlenging tot 1 januari 2026Aan de basis van het goedgekeurde wetsvoorstel lagen een wetsvoorstel van Nawal Farih en een wetsvoorstel van Jan Bertels (Vooruit) die allebei de bevoegdheid van apothekers om het griepvaccin toe te dienen wilden 'bestendigen' of 'verduurzamen'. Nadat beide wetsvoorstellen in onderling overleg werden samengevoegd keurde de Kamercommissie op 30 oktober een amendement goed. Het aldus gewijzigde wetsvoorstel beperkt zich ertoe om de datum vermeld in artikel 3 van de wet van 9 oktober 2023 (1 januari 2024) te vervangen door 1 januari 2026. De koning behoudt wel de bevoegdheid om deze bevoegdheid te verlengen met maximaal een jaar, tot 1 januari 2027.Unanieme goedkeuringDe Kamer van Volksvertegenwoordigers keurde het wetsvoorstel goed met 135 stemmen voor, geen onthoudingen en geen tegenstemmen. Hierdoor is het wetsvoorstel een wetsontwerp geworden dat nog door de koning moet worden bekrachtigd en vervolgens in het Staatsblad moet worden bekendgemaakt.