...

Osteoartrose (OA) en orthopedische ontwikkelingsstoornissen komen het meest voor bij de hond. Bij katten is het voorkomen van OA wat onderschat omdat de kat moeilijker te onderzoeken is en haar gedragingen bij pijn en stijve gewrichten uiterlijk niet zo eenvoudig zichtbaar zijn. Bij de diagnose is een uitvoerige anamnese zeer waardevol als diagnosemiddel. Ouderdomskwaal Vaak stelt men dat osteoartrose een 'ouderdomskwaal' is, maar dat is niet altijd correct. Dat veroudering wel een voorname oorzaak is, blijkt uit een van de vele verklaringen voor de pathogenese van artrose. De vorming en accumulatie ervan in de weefsels - namelijk van AGE's (advanced glycation end products) - is gerelateerd aan de ouderdom. Deze stoffen verbinden zich met eiwitten, die daardoor andere eigenschappen krijgen en een aantal chronische ontstekingsprocessen aanwakkeren zoals bijvoorbeeld chronische osteoartritis bij de hond. Erfelijk Daarnaast speelt er ook een erfelijke factor mee. Sommige dieren ontwikkelen sneller en een ergere vorm van artrose dan andere. Als ze bijvoorbeeld geboren zijn met een onjuiste stand van het lidmaat dan kan dit aanleiding geven tot luxaties of subluxaties aan alle mogelijke gewrichten, wat het ontstaan van secundaire artrose in de hand werkt. Symptomen Artrose kan zorgen voor stijfheid en ook voor pijnlijke gewrichten, waardoor we bij de patiënt een stijve gang of manken zien. Een kat met OA in de voorpoten zal minder ver of hoog springen en ze zal er alles aan doen om plotse drukveranderingen op de gewrichten te vermijden. Symptomen van gewrichtspijn zijn vooral de stijve gang, het zich afzonderen, de trap oplopen wordt moeilijk, een doffe vacht (door de pijn wassen de dieren zich minder en ziet de vacht er dof uit), het minder eten en het niet willen aangeraakt worden. De ernst van de symptomen hangt onder andere af van de plaats en de graad van de artrose. Diagnose De diagnose kan gesteld worden aan de hand van het orthopedisch onderzoek: observatie van de gang van het dier, palpatie van de gewrichten, beoordeling van beweeglijkheid en pijnlijkheid van de gewrichten. Daarnaast is medische beeldvorming, vooral radiografie nodig: op deze manier kunnen de botveranderingen beoordeeld worden. Als er op de röntgenfoto's osteofyten, vernauwing van de gewrichtsspleet, sclerose van het subchondrale bot, vochtophoping in het gewricht of zwelling van het gewrichtskapsel te zien is, dan kunnen dat allemaal tekenen zijn van OA. Behandeling Bij de behandeling van artrose kunnen producten met extra chondroïtinesulfaat en/of glucosamines gebruikt worden om de soepelheid van de gewrichten te verbeteren. De resultaten van dit soort behandeling zijn vaak goed. Deze chondroitineprotectiva hebben een positieve invloed op het metabolisme van de kraakbeencellen en synoviacellen. Ze remmen de afbraakenzymen van de kraakbeencellen af en zijn beschikbaar onder orale vorm als zogenaamd nutriceutical of als injecteerbaar preparaat. Er bestaat nogal wat wetenschappelijke discussie over deze producten en de achtergrond van hun werking. Praktijkervaring leert echter dat deze producten in sommige gevallen zeker een positieve werking hebben. Multimodale aanpak. Een multimodale aanpak van OA is echter het meest aangewezen. Deze bestaat uit NSAID's (niet steroïdale anti-inflammatoire drugs), analgetica, glucocorticoïden en DMOAD's (Disease modifying Osteoartritis drugs). Als NSAID's gebruiken de dierenartsen vooral twee groepen. We hebben eerst en vooral de oxiamgroep: deze werken antipyretisch, analgetisch en antiflogistisch zoals bijvoorbeeld meloxicam. De tweede groep bestaat uit de arylpropionzuurderivaten. Deze werken antiflogistisch en analgetisch. Voorbeelden daarvan zijn carprofen, ketoprofen, carprodyl en rimadyl. Bij deze behandeling, zeker als ze langdurig is, geldt de waarschuwing om via bloedonderzoek geregeld de nierwaarden te controleren. Er zijn ook nogal wat bijwerkingen zoals braken en diarree. In elk geval is voorzichtigheid geboden bij deze behandeling, temeer omdat ze langdurig is en de dosis belangrijk is. Net daarom wordt de laatste tijd voorgesteld om een pijnbehandeling te onderhouden met een minimale dagelijkse dosis.