...

Dorstvoeding is de meest eenvoudige en meest natuurlijke voeding die perfect is aangepast aan de boreling. De samenstelling van moedermelk beantwoordt helemaal aan de nutritionele behoeften van een baby, niet alleen door zijn samenstelling aan macronutriënten, maar ook door de aanwezigheid van een heel gamma andere stoffen: verteringsenzymen (zoals lactasen, lipasen...) die verteringsproblemen oplossen, lactoferrine dat de absorptie van ijzer bevordert, antilichamen die zorgen voor een betere immuniteit en de baby beschermen tegen infecties etc. Bovendien vermindert moedermelk de risico's op allergie, obesitas en diabetes type 1.De meest recente aanbevelingen zeggen dat de baby 'op vraag' moet gevoed worden. Concreet wil dat zeggen dat een baby 6 tot 12 keer per dag wil eten. Het is erg belangrijk de eerste voedingen niet in aantal of duur te beperken aangezien het opstarten van de borstvoeding ervan afhangt. Als de moeder niet beschikbaar is voor borstvoeding kan ze afkolven. De melk bewaart maximum 72 uur in de koelkast en tot zes maanden in de diepvries. Het is vanzelfsprekend dat een moeder die borstvoeding geeft, drinkt noch rookt. Als de jonge mama geneesmiddelen moet nemen, dan moeten we toch voorzichtig zijn. Er zijn goede en betrouwbare sites waar zorgverleners advies kunnen inwinnen (onder meer www.cybele.be)Als de moeder geen borstvoeding geeft, moeten we onze toevlucht zoeken tot specifieke zuigelingenvoeding. Vegetale 'melk'-producten of voeding van niet-runderen (schaap, merrie, ezel) nutritioneel niet geschikt en brengen onvoldoende energie, eiwitten, vetten en mineralen aan, wat bij exclusief en langdurig gebruik ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de baby.We mogen niet vergeten dat het eerste levensjaar een periode is waar de groei het allerbelangrijkste is: het geboortegewicht verdriedubbelt, het kindje groeit 50 procent en het gewicht van de hersenen gaat van 300-400 gram naar meer dan een kilogram. De WHO raadt dan ook borstvoeding aan tijdens de eerste zes levensmaanden of een speciale zuigelingenmelk tot de leeftijd van 4 tot 6 maanden en vervolgens opvolgmelk tot de leeftijd van 2 jaar. Het moment om over te stappen op opvolgmelk loopt samen met een uitbreiding van het voedingsaanbod aan het kindje.We moeten enige soepelheid aan de dag leggen, afhankelijk van de evolutie van de baby, maar over het algemeen raadt de ESPGHAN (European Society for Paediatric Gastroenterology Hepatology and Nutrition) aan om nooit voor de leeftijd van 17 weken (dik vier maanden) over te gaan tot andere voeding dan melk. Die overgang mag echter ook niet uitgesteld worden tot na 26 weken (dik 6 maanden). De periode waarin verschillende voedingsstoffen voor het eerst worden aangeboden, situeert zich tot de leeftijd van ongeveer 18 maanden.Om deze periode goed in te zetten, is het nodig dat de baby zijn hoofdje goed recht kan houden en dat hij bewuste mondbewegingen kan maken om een lepel in zijn mondje toe te laten. De kauwreflex op zich komt pas rond 7 tot 9 maanden. Nieuwe voedingsstoffen bieden we één na één een paar dagen na elkaar aan om na te gaan of de baby dat nieuwe voedsel tolereert. Is dat zo, dan kan er overgegaan worden naar een nieuwe soort voeding. In het begin zal de baby maar enkele lepeltjes nemen en wordt hij met de fles bij gevoed. Het is van geen enkel belang waarmee die eerste hapjes gebeuren: fruit of groenten. Wel is het opvallend dat een baby gemakkelijker soorten voedsel zal accepteren die de mama geregeld consumeert. Kennelijk heeft hij die smaak letterlijk al te pakken van in het vruchtwater.Vanaf het moment dat de baby een hele maaltijd met het lepeltje binnen krijgt, kun je overstappen naar de andere soort. Van groenten naar fruit of omgekeerd. Op die manier kan de mama alterneren: groentepap en fruitpap, beide met een eigen nutritionele invulling. Men raadt aan om 2 tot 3 koffielepels olie of boter aan de groentepap toe te voegen om te vermijden dat de baby onvoldoende vetstoffen binnenkrijgt. De nood aan vetten en een variatie aan vetten is bij een baby proportioneel groter.Een baby heeft 5 tot 6 maaltijden per dag nodig, meer bepaald twee maaltijden met de lepel en 3 tot 4 flesmaaltijden. Alles samen heeft een kindje tussen 6 maanden en een jaar 500 tot 600 ml melk per nodig. Vanaf de leeftijd van 7 maanden kunnen aan de groentepapjes ook proteïnen toegevoegd worden: vlees, vis, gevogeltje, een eitje.... Eerst in kleine hoeveelheden om allergieën te voorkomen. Later in porties van 10 tot 20 gram. Op dezelfde manier zal men ook zetmeelrijke voedingsstoffen geleidelijk aan de voeding toevoegen: brood, pap, pasta.Geleidelijk aan verandert de samenstelling van de maaltijden met een groter aandeel aan koolhydraten en met voedingsstoffen die afzonderlijk op het bord worden aangeboden, net zoals bij de volwassenen!