...

Om niet als naïef over te komen, moet je weten waarover het gaat. Prof. Jean-Michel Dogné (UNamur, Fagg, EMA en WGO) heeft heel wat informatie gegeven: "Vaccins hebben tot doel een snelle (productie van antistoffen door B-lymfocyten) en een lange immunologische respons (B- en T-geheugencellen) op te wekken. Daarvoor moet het vaccin het antigeen nabootsen, in casu het stekeleiwit (S-proteïne), dat zich aan de receptor ACE2 bindt, waarna het virus in de cel dringt." Piece of cake? Op papier wel. Sinds januari beschikken we over de genetische code van het virus en er bestaan meerdere platformen om snel een vaccin te ontwikkelen. Je hoeft dan maar gewoon de structuur van het ingebouwde antigeen te veranderen. "Vaccins moeten worden ontwikkeld bij proefdieren en daarna bij de mens. De preklinische fase werd al sterk ingekort. Dankzij die platformen kon immers worden aangetoond dat het vaccin immunogeen is. De evaluatie van de chronische toxiciteit bij dieren werd ingekort tot zes maanden - één jaar. Als de vectoren die platformen gebruiken, niet toxisch blijken te zijn, is er geen reden om aan te nemen dat ze min of meer toxisch zouden zijn met een ander antigeen." Er lopen al klinische studies met een 40-tal vaccins, waarvan bewezen is dat ze neutraliserende antistoffen opwekken tegen het stekeleiwit. "Het probleem is echter niet het virus op zichzelf, maar wel de respons op een virusinfectie", zegt hij. "Je kan een vaccin hebben dat neutraliserende antistoffen opwekt in het bloed, maar dat de ontstekingsreactie in de longen niet snel of niet goed genoeg opheft." "Men is dus snel overgegaan tot klinische studies. Die nemen echter tijd in beslag. Zo moet er bijvoorbeeld worden gezorgd voor de nodige financiering. Dankzij een partnerschap tussen de openbare en de privésector werden de fase 1-studies uitgevoerd in twee maanden en een fase 3-studie in drie tot vier maanden. Die studies werden uitgevoerd bij 30.000 tot 40.000 mensen, van wie de helft het vaccin heeft gekregen. Dat is uitzonderlijk: de meeste vaccins worden immers getest bij 3.000 mensen. We kunnen bijwerkingen detecteren die optreden bij één op de 5.000-10.000 mensen. Men zal bijwerkingen zien in de klinische studies en die zullen in beschouwing worden genomen bij het ramen van de risico-batenverhouding. Dat geeft de vereiste informatie die nodig is om het vaccin goedgekeurd te krijgen. En om de goedkeuring te versnellen zal het EMA de gegevens analyseren zodra ze beschikbaar zijn." Prof. Dogné: "Dat alles verklaart waarom die vaccins in één jaar konden worden ontwikkeld. Maar eigenlijk moet je niet kijken naar de snelheid van ontwikkeling, maar naar de hoeveelheid gegevens over een groot aantal mensen." "We zullen dus nog geen informatie hebben over zeldzame bijwerkingen of bijwerkingen die pas na verloop van tijd optreden. Maar laten we ons geen illusies maken, we zien nooit zeldzame ziektes in klinische studies. Vandaar het belang van geneesmiddelenbewaking: via gegevensbanken nagaan of onverwachte bijwerkingen vaker optreden bij mensen die werden gevaccineerd, dan verwacht in de algemene bevolking. Die geneesmiddelenbewaking via gegevensbanken is zeer belangrijk, belangrijker dan de klassieke geneesmiddelenbewaking", beklemtoont hij. "Het probleem is hier dat we veel mensen in gespreide slagorde in korte tijd gaan vaccineren met verschillende vaccins. We zullen de bijwerkingen opmerken in het reële leven, maar dat is niet nieuw noch uitzonderlijk. Het probleem is de aandacht die de media eraan geven." Een ander probleem betreft de productie, maar dankzij externe financieringen nemen de firma's toch het risico en beginnen ze hun vaccins te produceren zonder te weten of ze zullen werken. Ook zo wordt tijd gewonnen. Maar als ze niet werken, zijn ze goed voor de prullenbak. Er is een hele rist vaccins in ontwikkeling, van geïnactiveerde levende vaccins tot nooit geziene RNA-vaccins. "Op kankermedicijnen na heeft men nooit vaccins op die basis ontwikkeld." De vaccins die in Europa het verst gevorderd zijn, zijn vaccins met een virale vector (Oxford/AstraZeneca en Johnson&Johnson). De vaccins van Moderna en Pfizer zijn RNA-vaccins. Het vaccin van GSK-Sanofi is een eiwitvaccin. "De WGO hoopt dat 20% van de bevolking dankzij vaccinatie immuun zal worden. Maar om de infectie te beteugelen, hebben we een vaccin nodig dat 70-80% bescherming biedt, en een vaccinatiegraad van 60-70% (boven op de barrièremaatregelen). Als we er dus in slagen in 2021 een vaccinatiegraad van 20% te bereiken, moeten we de barrièremaatregelen voortzetten in de hoop de symptomen en de viruslast te verminderen. Bovendien zullen er niet genoeg vaccins zijn om 80% van de bevolking in te enten. Het vaccin zal dus een extra troef zijn om groepsimmuniteit te verkrijgen, maar die troef is niet optimaal. Er ligt geen wondermiddel in het verschiet."Replay op sspf.be