Een jong sportief meisje start haar universitaire opleiding in Texas met een studiebeurs voor tennis, eindigt met een doctoraat over een stollingstest aan de Universiteit van Namen en neemt daarbovenop een apotheek over in de streek van Charleroi .... Het ongewone parcours van Laure Morimont.
...
Na een studiebeurs van één jaar in de Verenigde Staten bent u gestart met studies farmacie aan de Universiteit van Namen .... Laure Morimont: Ik wist toen nog niet of ik in een apotheek, in een ziekenhuis of ergens anders zou willen werken. Tijdens mijn stages heb ik verschillende domeinen uitgeprobeerd en uiteindelijk beslist dat ik apothekeres wou worden. Gedurende mijn master heb ik een onderzoeksstage van een maand gedaan in Benin. Daar realiseerde ik me dat ik graag aan onderzoek doe, en ging ik van start met een thesis over malaria en de technieken voor bepaling van artemisinine, een van de belangrijkste behandelingen in sub-Saharisch Afrika. Na mijn master heb ik een voorstel gekregen voor een doctoraat aan de UCLouvain over dat project, maar ik gaf de voorkeur aan de Universiteit van Namen omdat ik uit Namen afkomstig ben, omdat ik er graag gestudeerd heb en omdat ik altijd erg tevreden ben geweest over de toegankelijkheid van de hoogleraars. Aanvankelijk wilde ik onderzoek verrichten over malaria, maar de afdeling farmacie van de UNamur is gespecialiseerd in trombose, hemostase en hart- en vaataandoeningen. Het eerste jaar van mijn doctoraat kreeg ik een voorstel voor een project, in samenwerking met de afdeling fysica, om de immunoturbidimetrische technieken te verbeteren met behulp van nanopartikels van goud. Helaas is dat niet doorgegaan. Datzelfde jaar opende het Waals Gewest een doctoraatsprogramma in de bedrijfswereld, een samenwerking tussen een universiteit en een bedrijf. We dienden een onderzoeksproject in over een stollingstest ontwikkeld door QUALIblood, waarvan de CEO, Jonathan Douxfils, ook professor is aan het departement Farmacie van de UNamur. Deze spin-off is een dienstverlenend bedrijf dat voornamelijk hemostasetests aanbiedt. Na de covidpandemie diversifieerde QUALIblood zijn toepassingsgebied door tests te ontwikkelen voor onder meer de bepaling van pro-inflammatoire cytokines en antilichamen. Mijn doctoraat richtte zich op de ontwikkeling van een stollingstest, de ETP-gebaseerde APC-resistentietest, om vast te stellen of een meisje in aanmerking komt voor de anticonceptiepil op basis van haar individuele tromboserisico. Het principe van deze test dateert van meer dan twintig jaar geleden, maar raakte al snel in onbruik door een gebrek aan standaardisering. Nadat het project was aanvaard door het Waalse Gewest, kregen we een financiering voor vier jaar, waarbij ik twee derde van mijn tijd besteedde aan mijn onderzoek en het resterende derde aan werken in het bedrijf. Wat hield uw onderzoeksproject in? Wanneer farmaceutische bedrijven een anticonceptiepil ontwikkelen, zijn ze, gezien het bekende cardiovasculaire risico, verplicht om tijdens klinische studies hemostasetests uit te voeren, waaronder de beroemde APC-resistentietest op basis van ETP. Eén bedrijf benaderde QUALIblood om deze test uit te voeren. Toen realiseerden we ons de waarde van deze test en de problemen ervan, aangezien hij niet gestandaardiseerd was. Het resultaat moet tussen 0 en 10 liggen en gezien het gebrek aan standaardisering had een waarde van 7 niet in elk laboratorium dezelfde betekenis. QUALIblood besloot daarom de methode te valideren om gestandaardiseerde en geharmoniseerde resultaten te verkrijgen. Na validering van de methode hebben we de reproduceerbaarheid van de test onderzocht. Daarvoor werkten we samen met twee externa laboratoria, namelijk de UNamur en een laboratorium in Frankrijk. In elk laboratorium hebben we iemand opgeleid. We hebben ze dan 60 stalen gestuurd (elk lab heeft dezelfde stalen gekregen) en de resultaten van de twee externa laboratoria en dat van QUALIblood vergeleken. De resultaten waren concordant. Momenteel werken we aan een derde stap: implementering van de methode in een automatisch analysetoestel zodat de test gemakkelijker kan worden uitgevoerd in ziekenhuizen. Momenteel zijn we in gesprek met een bedrijf om gebruiksklare reagentia te leveren, waarmee het toestel dan de test kan uitvoeren. Dat was het eerste deel van het project, een analytisch en technisch deel. Het tweede deel was meer klinisch gericht. Inderdaad, het was voor ons duidelijk dat de test niet enkel interessant is voor de industrie, maar mogelijk ook voor artsen, meer bepaald om na te gaan of ze een jong meisje de contraceptieve pil mogen voorschrijven. We moesten dus bewijzen dat de test het risico op trombose kan voorspellen. Als een gynaecoloog of een huisarts een anamnese afneemt om na te gaan of hij de pil mag voorschrijven, baseert hij zich op gegevens zoals leeftijd, bmi, rookgedrag, een familiaire voorgeschiedenis van tromboembolie en de oorzaak van de tromboembolie. Op grond van die informatie kan hij eventueel een genetische mutatie vermoeden (zoals factor V Leiden). Maar zo kan je niet alle meisjes die risico lopen opsporen, met een automatische test wel. Aan de universiteit neemt de afdeling Farmacie bloed af bij studenten voor wetenschappelijk onderzoek. Zo hebben we de jonge meisjes getest, die zich vrijwillig hadden aangemeld. We hebben ze gevraagd welke contraceptieve pil ze innamen, en hebben een risicoevaluatiemodel opgesteld. Conclusie was dat de resultaten van de test goed correleerden met het risico op trombose in epidemiologische studies. U probeert nu die test te promoten? Inderdaad, sinds anderhalf jaar presenteren we ons onderzoek op nationale en internationale congressen over trombose en hemostase en op gynaecologische congressen. We proberen ook jonge meisjes te overtuigen om onze test te laten uitvoeren. Samen met de afdeling Psychologie van de Universiteit van Namen zouden we graag een enquête starten over de perceptie van patiënten en gezondheidswerkers (huisartsen en gynaecologen). We horen immers van bepaalde artsen dat ze tegen de test zijn omdat ze denken dat het meisjes bang zal maken. Wij delen die mening uiteraard helemaal niet. Als ik met jonge meisjes spreek, zijn ze liever op de hoogte van een mogelijk risico. Misschien is dat beangstigend, maar volgens mij is dat makkelijk op te vangen. Wat zijn de reacties als u de test presenteert op congressen? De meningen zijn verdeeld. Misschien moet de overheid tussenkomen om onze bevindingen meer gewicht te geven. Deskundigen en gynaecologen lijken de nieuwe pillen op basis van estradiol en estetrol te beschouwen als pillen met hetzelfde risico als de tweede en derde generatie pillen op basis van ethinylestradiol. Ze zijn van mening dat als een patiënte wordt getest en risico blijkt te lopen, ze geen enkele pil meer mag innemen. Maar dat is helemaal niet wat we willen, we willen dit risico stratificeren: we willen een jong meisje met een volledig normaal resultaat kunnen vertellen dat ze elke pil kan innemen en dat het risico dat ze neemt niet groter is dan het voordeel dat het zal opleveren. Aan de andere kant, als haar risico op de grens ligt, kunnen we voorstellen dat ze kiest voor een pil op basis van estradiol of estetrol, met minder invloed op de bloedstolling, en kunnen we de situatie drie maanden later beoordelen. Op die manier vermijden we dat we een directe contra-indicatie geven voor de pil, die nog steeds de gemakkelijkste en over het algemeen de best verdragen anticonceptiemethode is voor een jonge vrouw. Veel gynaecologen begrijpen dit maar moeilijk, ook al bestaan de alternatieven (estradiol en estetrol) wel degelijk. U wil ook een partnerschap uitbouwen met ziekenhuizen en laboratoria opdat ze de test zouden toevoegen aan hun panel. Ja. Momenteel voert QUALIblood de tests uit. Het is de bedoeling toestellen in andere laboratoria te installeren zodat de ziekenhuizen de test zelf zouden kunnen uitvoeren. U hebt uw thesis in juni verdedigd. In juli heeft de Universiteit van Namen in een persmededeling aangekondigd dat de test ter beschikking zal worden gesteld van de zorgverleners. Is daarmee het enthousiasme toegenomen? Ja, we krijgen nu aanvragen van huisartsen en zelfs van patiënten. Het CHC MontLégia, waarmee we samenwerken, heeft ons gemeld dat het aantal vragen toeneemt. Een aantal artsen, gynaecologen en patiënten is er blijkbaar voor gewonnen. Hoe verloopt de 'ETP-based APC resistance'-test? We werken met plaatjesarm plasma. Je moet het bloed dus tweemaal centrifugeren bij 1.500 tot 2.500 G gedurende 15 minuten. We vragen het laboratorium de stalen in te vriezen bij -80°C en ze zo te versturen. Het is geen routinetest, waarvan je het resultaat al na enkele minuten kent. Het gaat om een globale stollingstest, m.a.w. een test, die alle factoren die meespelen in de stollingscascade, weerspiegelt. De test duurt een veertigtal minuten, en daar moet je dan nog de voorafgaande behandeling aan toevoegen. Het is geen diagnostische, maar een preventieve test. We proberen het resultaat door te geven binnen de vijf à tien werkdagen. Zijn er nog andere toepassingen? We werken er nog hard aan, maar de test kan gebruikt worden bij vrouwen in de menopauze die met hormoonsubstitutie willen beginnen. Het menopauzeproject is in een vergevorderd stadium -nieuwe behandelingen worden onderzocht en QUALIblood neemt daaraan deel. We hebben al gepubliceerd over resistentie tegen geactiveerd proteïne C en over trombinegeneratie bij vrouwen in de menopauze. Het is ook getest bij vrouwen met oestrogeenafhankelijke borstkanker die tamoxifen nemen, wat ook een selectieve oestrogeenreceptormodulator is. De test zou ook interessant kunnen zijn bij alles wat met hormonen te maken heeft: bijvoorbeeld bij transgenders die hormoonbehandelingen ondergaan of bij patiënten die ivf krijgen en waarbij er hyperstimulatie is vóór de bevruchting. Deze test biedt ook mogelijkheden tijdens de zwangerschap, een periode waarin de stolling wordt beïnvloed. Recent startte een klinische studie bij de UNamur om te zien hoe de parameters evolueren en om referentiebereiken vast te stellen voor elk trimester van de zwangerschap. Ongeveer 200 zwangere vrouwen zullen worden gerekruteerd en gevolgd tot na hun bevalling. Het doel is om deze test op te nemen in de algemene parameters die tijdens de zwangerschap moeten worden gecontroleerd. We hebben daarnaast vastgesteld dat de test ook interessant zou kunnen zijn bij bloedkankers, waarbij het risico op trombose stijgt, en bij het antifosfolipidensyndroom of patiënten met een lupusanticoagulans. De detectie van die aandoeningen is immers vrij complex. De literatuur leert dat patiënten met die aandoening resistent zijn tegen geactiveerde proteïne C. Het nut van de test beperkt zich dus niet enkel tot hormonen. Hoe organiseert u uw werk? Mijn agenda is goed gevuld. Ik verdeel mijn tijd tussen de UNamur, waar ik les geef, QUALIblood, waar ik het testproject voortzet, en mijn apotheek in Forchies-la-Marche. Mijn apotheek blijft voor mij belangrijk. Ik hou van het contact met de patiënten en het management van een apotheek. Daarom heb ik deze apotheek in januari overgenomen. Doordat ik in de praktijk sta, kan ik in mijn cursussen vertellen hoe het er in werkelijkheid aan toe gaat. Ik leer bachelorstudenten hoe ze een voorschrift moeten interpreteren om magistrale bereidingen te kunnen maken. Daarnaast volg ik ook masterstudenten op. Ik leer ze hoe ze onderzoek moeten verrichten, hoe ze mondeling en in het Engels moeten communiceren, hoe ze wetenschappelijke artikels moeten schrijven, ...