...

"De behandeling van artrose loopt achter op die van lagerugpijn, die zeker inspiratie kan bieden. Belangrijk zijn een biopsychosociale aanpak en dedramatiserende informatie geven, ook al omdat niet-farmacologische maatregelen de eerstelijnstherapie vormen bij artrose", onderstreept prof. Yves Henrotin, voorzitter van de Fondation Arthrose. Eerste stap is de diagnose en communicatie daarvan. "Een gewone röntgenfoto volstaat om artrose te bevestigen. Daar heb je geen MRI voor nodig. Je moet de patiënt wel uitleg geven over de röntgenfoto", aldus dr. Laurent Grange, voorzitter van de Aflar. "Er worden te vaak röntgenfoto's aangevraagd. Vaak ook komt het resultaat van de foto alarmerend over op de patiënt. De arts moet dan meteen uitleggen dat er niet per se een correlatie bestaat tussen wat te zien is op de röntgenfoto, en de pijn. Dat is erg belangrijk bij het aankondigen van de diagnose", denkt Céline Mathy, psychologe bij de Fondation Arthrose. Tweede punt: de pijn. De meeste patiënten hebben pijn. "Er is wel vooruitgang geboekt inzake onderzoek, maar niet wat markers van pijn betreft. Pijn is echter geen klacht, maar een symptoom, dat het hele traject van artrosepatiënten zal kenmerken. Patiënten zijn nogal geneigd niet te zeggen dat ze pijn hebben, en de pijn te minimaliseren, wat echter kan resulteren in fouten bij de behandeling. Wegens die pijn zal de patiënt wel zijn huisarts raadplegen", constateert Françoise Alliot-Launois, vicevoorzitster van de Aflar. Volgens haar hebben vier variabelen een invloed op de relatie tussen pijn en artrose. "De maatschappelijke perceptie van artrose en pijn is zwaar zowel voor de patiënt als voor de zorgverstrekker. Patiënten met pijn geraken gemakkelijk ontmoedigd. In onze enquête heeft 87,8% van de respondenten gezegd dat ze het vooral moeilijk hadden met de pijn en dat ze daar niet goed voor werden behandeld. Het zorgtraject is niet duidelijk, de patiënt heeft niets om zich aan op te trekken en geraakt ontmoedigd. Dat kan een negatieve impact hebben op de therapietrouw, waardoor de werkzaamheid van de behandeling uiteraard ook zal verminderen. De pijn heeft een zeer negatieve weerslag op het dagelijkse leven van de patiënten en heeft een invloed op alle aspecten van de levenskwaliteit." Door een georganiseerd zorgtraject uit te werken, zegt ze. "Een kwart van de patiënten is jonger dan 40 jaar. Met name bij mensen van 40-50 jaar moeten we het geweer van schouder veranderen opdat het tweede deel van hun leven in goede omstandigheden zou kunnen verlopen. Je moet voorkomen dat de pijn blijft aanslepen en chronisch wordt." Andere sporen: het therapeutische arsenaal verbeteren, meer onderzoek verrichten naar nieuwe geneesmiddelen, de patiënten informatie geven over de ziekte, pijnstillers (met name via de apothekers) en de niet-farmacologische maatregelen en een preventief beleid opstarten (lichaamsbeweging, overgewicht bestrijden, snel behandelen). "De patiënten worden te laat naar een kinesitherapeut gestuurd. Nochtans is een vroege, progressieve revalidatie wenselijk. Er is dus zeker ruimte voor verbetering", constateert Françoise Alliot-Launois. En tot slot: de patiënt begeleiden van zodra de diagnose is gesteld, om hem vertrouwen in te boezemen, hem te leren om te gaan met zijn pijn, bijvoorbeeld door zelfzorg (massage, aanbrengen van zalf enz.), en geschikte lichaamsbeweging aan te raden zodat hij medeverantwoordelijk wordt voor zijn gezondheid. Prof. Henrotin benadrukt andermaal het belang van lichaamsbeweging, de beste behandeling voor artrosepijn. "Oefeningen die endorfines en serotonine vrijzetten, doen de pijn verdwijnen. Misschien voelt de patiënt spierpijn bij hervatten van de activiteit, wat volledig normaal is. Het volstaat dan om een pijnstiller in te nemen na de inspanning." Niet zelden mondt artrose uit in een sedentair leven, wat obesitas en diabetes in de hand werkt en gonartrose nog zal doen verergeren. "Minder dan 5% van de patiënten raadpleegt een psycholoog, ook al hebben ze het op psychisch vlak zwaar en ook al heeft de pijn een sterke invloed op het moreel bij 81% van de patiënten. Weten ze niet dat artrose een reden kan zijn om op spreekuur te gaan?", vraagt Céline Mathy zich af. "Een psycholoog raadplegen, betekent niet dat de pijn niet reëel is of 'in het hoofd' zit. Integendeel, de psycholoog zal samen met de patiënt de impact van de pijn analyseren, vooroordelen counteren, de daaruit voortvloeiende angst aanpakken en de patiënt helpen strategieën uit te dokteren om de ziekte te bestrijden", voegt ze er eraan toe. De psycholoog zal de patiënt helpen er zich bewust van te worden dat lichaamsbeweging op termijn de pijn zal verminderen. Hij zal de patiënt de middelen aanreiken om zijn motivatie te versterken, 'in beweging te komen' en de pijn te verwerken: ademhaling, relaxatietechniek, spiercontractie en -ontspanning. Het doel? De patiënt zelf betrekken bij de zorg. "De patiënt is immers het best geplaatst om een dagboek bij te houden, pijnpieken te noteren en situaties die de pijn verhogen of verminderen, te duiden. De psycholoog zal hem daarbij helpen, zodat hij de pijn beter kan volgen en ook beter kan communiceren met zijn arts. Patiënten met artrose gaan naar hun huisarts, een kinesitherapeut en/of een reumatoloog. Waarom stellen die de patiënt niet voor om ook eens langs te gaan bij een psycholoog?", oppert Céline Mathy.