...

Urticaria is een snel opkomende, hevig jeukende huiduitslag, die twee fases kent. Eerst is er sprake van een vochtophoping in de bovenste laag van de huid, die zich in licht gezwollen rode plekken uit (rode fase). Daarna kan het vocht in het weefsel terecht komen door lekkage (bleke fase). De plekken kunnen van verschillende omvang en vorm zijn, en verschillende plekken kunnen samenvloeien tot grotere, vlakke plaques. Soms is er sprake van angio-oedeem, met een meer pijnlijke dan jeukende zwelling van diepere weefsels, dat 24 tot 72 u kan aanhouden. Urticaria kan zich overal spontaan op het lichaam manifesteren, waarbij de papels kenmerkend binnen de 24 u van plaats veranderen. Het verloop van de aandoening kan zich echter wel langer aanhouden2. Acute netelroos verdwijnt meestal na enkele dagen, maar in 5-20% van de gevallen kunnen de symptomen > 6 weken aanhouden, tot zelfs jaren. Dan spreekt men van chronische urticaria (CU). In vergelijking met andere chronische huidziekten heeft dit een ernstige weerslag op de levenskwaliteit van de patiënt. Niet enkel kan de nachtrust verstoord worden, met een verminderd productief vermogen als gevolg, maar uit vrees voor de onvoorspelbare opflakkeringen dreigt men zich ook sociaal te isoleren. Bovendien blijkt een meerderheid geen medische begeleiding op te zoeken3,4. De pathogenese berust op mestceldegranulatie, met histamine als belangrijkste vrijkomende mediator. Dit zorgt voor vasodilatatie, extravasatie en oedeem, maar prikkelt ook de zenuwuiteinden, resulterend in jeuk. Andere mediatoren komen na enige tijd vrij, waarop de behandeling, indien nodig, gericht kan worden. Ook kan IgE spontaan in de bloedbaan circuleren en een spontane mestcel-activering (zonder allergie) veroorzaken5. De oorzaak van acute urticaria bij kinderen is in 50% van de gevallen een virale infectie. Algemeen wordt er in 50% van de patiënten echter geen oorzaak gevonden. Medicatie, insectenbeten en voedselovergevoeligheid kunnen soms aan de basis liggen, alsook fysieke factoren. CU is echter een chronische ontstekingsziekte. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen chronisch induceerbare urticaria (CINDU) en chronisch spontane urticaria (CSU), die in combinatie kunnen voorkomen. De meerderheid leidt aan CSU, waarbij de opflakkeringen spontaan gebeuren, zonder externe uitlokkende factoren. CINDU wordt door specifieke externe fysische stimuli uitgelokt, zoals o.a. warmte, koude, fysieke inspanning, zonlicht, druk en wrijving. In zeldzame gevallen betreft het een reactie op een geneesmiddel6. Het kan gaan om antibiotica (vnl. penicillinen en sulfonamiden), analgetica, opioïden, RAS-remmers en producten afgeleid van bloed en monoklonale antilichamen. Doorverwijzing naar een dermatoloog of allergoloog is dan aangewezen2. Meestal is het blote oog en het verhaal van de patiënt voldoende om netelroos te herkennen. Hierbij kan fotodocumentatie ook nuttig zijn. Een provocatietest kan uitgevoerd worden om een uitlokkende factor te bevestigen. Bij CSU is er dikwijls een bloedafname nodig om infecties uit te sluiten. Andere uitgebreide testen zijn enkel zinvol als er sprake is van een relevante voorgeschiedenis2. CU is niet geneesbaar, maar de symptomen kunnen wel onderdrukt worden. Het vereist een langdurige onderhoudsbehandeling, waarbij ongeveer de helft van de aangedane volwassenen pas na drie tot vijf jaar klachtenvrij is7. Indien de urticaria veroorzaakt wordt door een specifieke trigger, dient deze uiteraard vermeden te worden. RAS-remmers (bij angio-oedeem), alcohol, acetylsalicylzuur en andere NSAID's en opioïden kunnen de bestaande klachten verergeren en dienen ten tijde van de klachten of bij recidiverende klachten gestaakt te worden2. De eerste stap in de medicamenteuze behandeling is het gebruik van de tweedegeneratie H1-antihistaminica, met een geregistreerde dosering conform de internationale richtlijnen. Indien de dagelijkse dosis na twee tot vier weken onvoldoende blijkt, kan de standaarddosering verdubbeld worden, of verhoogd tot maximaal viermaal daags2,5. Patiënten dienen voldoende geïnformeerd te worden omtrent de veiligheid en effectiviteit van deze dosering. In geval van bijwerkingen bij de geregistreerde dosis, kan eerst een andere tweedegeneratie antihistaminicum geprobeerd worden. Bij kinderen < 12 jaar mag de dosis in drankvorm (uitgezonderd levocetirizine) niet verhoogd worden, aangezien een hogere dosering van propyleenglycol toxisch is2. In de revisie van de internationale richtlijnen in 2017 wordt bij onvoldoende effect van de maximaal verhoogde dosis, de toevoeging van een tweede tweedegeneratie H1-antihistaminicum, een H2-antagonist, een leukotrieenenantagonist of een eerstegeneratie H1-antihistaminicum voor het slapen gaan niet meer aangewezen5. Voor deze patiënten wordt omalizumab, een monoklonaal antilichaam specifiek tegen humaan IgE, aangewezen als add-on therapie. Wanneer ook dit niet helpt, wordt aanvullend cyclosporine A aangewezen. Bij exacerbaties kan een korte kuur (maximaal tien dagen) van systemische corticosteroïden gegeven worden. Lokale anti-jeukmiddelen (levomenthol 1% gel of crème, zinkoxide (schudsel), carbomeerwatergel) blijken ten slotte vaak niet effectief als add-on bij urticaria2.