...

Bij SARS-CoV-2-infecties treden de symptomen op binnen de drie à vier dagen, wanneer het virale genoom in de nasofaryngeale secreties opduikt en het virus zich actief vermenigvuldigt. "Bij sommige mensen zal dit aanvankelijk griepachtige syndroom erger worden (na één à twee weken). Tijdens die fase speelt het virus niet langer een actieve rol, het heeft een hyperontsteking veroorzaakt die verantwoordelijk is voor de exacerbatie die vooral gecorreleerd is met de longschade." Dit verklaart de effectiviteit van glucocorticoïden en waarom antivirale middelen heel vroeg moeten worden toegediend om doeltreffend te zijn. Vandaag zijn er twee veelbelovende middelen: nafamostat (serine-proteaseremmer) en baricitinib (anti-cytokine). "Je zou in een situatie terecht kunnen komen vergelijkbaar met griep, waarvoor het antiviraal middel baloxavir-marboxil net is goedgekeurd." Hoe kan immunologie dit virus tegenwerken? "Eerst maakt het immuunsysteem gebruik van de aangeboren immuniteit die heel snel gemobiliseerd wordt. In de context van SARS-CoV-2 is die reactie vooral gebaseerd op interferon, een endogene stof die ook als geneesmiddel kan worden toegediend. Het is bekend dat sommige personen met ernstige vormen een probleem hebben met de productie van interferon, vandaar het idee om het heel snel na infectie toe te dienen (door inhalatie voor een snelle antivirale werking op de longcellen, The Lancet 12 november 2020)", aldus de professor. "Wanneer aangeboren immuniteit er niet in slaagt het virus doeltreffend te controleren, treedt verworven immuniteit in werking door de productie van neutraliserende antilichamen en cytotoxische T-lymfocyten", zegt Goldman. Deze antilichamen worden geproduceerd door cellen die zijn afgeleid van een populatie lymfocyten, de B-lymfocyten die, wanneer ze worden gestimuleerd door het virus en door de T-lymfocyten, zich ontwikkelen tot cellen die antilichamen uitscheiden, plasmacellen of B-geheugencellen. "Die laatste zijn potentieel erg belangrijk omdat ze worden gemobiliseerd door de meest effectieve vaccins. Het virus heeft acht dagen nodig om een schadelijke reactie op te wekken en gedurende deze periode kunnen de geheugenlymfocyten hun functies uitoefenen. Het is belangrijk om te beseffen dat deze geheugenlymfocyten (specifiek voor het spike-eiwit dat het virus in de doelcellen laat doordringen) opduiken na infectie met het coronavirus en dat ze zes maanden kunnen aanhouden." Er zijn verschillende soorten vaccins die door verschillende technologische platforms worden geproduceerd en die verschillende reacties zullen uitlokken: vaccins met verzwakte virussen, die op basis van recombinante virale vectoren en die op basis van nucleïnezuur, zullen zowel neutraliserende antilichamen en cytotoxische lymfocyten induceren. De vaccins die vandaag aan de leiding staan, zijn de RNA-vaccins en recombinante virale vectorvaccins. "Ik benadruk de B-geheugencellen omdat er in de drie gepubliceerde studies (Pfizer, Moderna, AstraZeneca) een bijna perfecte bescherming is tegen ernstige vormen van de ziekte. Dat is een punt dat niet voldoende wordt benadrukt." "Dat alles kan tot optimisme leiden, maar er zijn obstakels voor de ontwikkeling van vaccins: productie, hoeveelheid, snelheid, opslag, distributie en vaccintwijfel. Twee risico's verbonden aan de ontwikkeling van deze vaccins zijn het onderwerp van bijzondere aandacht van fabrikanten die strategieën hebben geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat de vaccins geen eosinofiele ontsteking veroorzaken na de activering van bepaalde T-lymfocyten, noch ongewenste effecten gecorreleerd met antilichamen die het virus niet neutraliseren", zo waarschuwt professor Goldman. "Niet iedereen reageert op dezelfde manier op het vaccin, er zijn verschillende factoren die een rol spelen zoals genetica, leeftijd, comorbiditeit en behandelingen die de immuunrespons beïnvloeden. Vandaar het idee om een strategie te ontwikkelen op basis van antilichamen waarvan de productie niet langer door het vaccin wordt geïnduceerd, maar die als geneesmiddelen worden ontwikkeld. Vandaag is er een race naar die antistoffen aan de gang en wordt er naar verschillende effecten gezocht: het virus neutraliseren en een immuunrespons opwekken. Genetische manipulatie maakt het mogelijk om deze antilichamen te modificeren, zodat ze het virus beter bestrijden, door cytotoxische CD8 T-lymfocyten efficiënter te induceren." Om die therapeutische antilichamen te ontwikkelen baseren onderzoekers zich op ervaring met andere infecties (Ebola, RSV, gele koorts, hiv) en de kennis die verkregen werd door patiënten die besmet waren met SARS-CoV-2 of -1 en diermodellen met SARS-CoV-1 of MERS-CoV-1. Die antilichamen zijn stabiel en kunnen toegediend worden via inhalatie. "De beschikbare gegevens over vaccins en antilichamen zetten aan tot optimisme, ook al zijn er nog heel wat onzekerheden die wellicht progressief weggewerkt zullen worden", zo besluit professor Goldman.