...

Even terugspoelen. Het Vlaams Darmflora Project ging van start in 2012. "Er bestond op dat ogenblik een enorme hype rond het aanwenden van de darmflora als diagnostisch middel voor ziekten," aldus de projectleider. "Daarom wilden we eerst gegevens verzamelen over de samenstelling van de darmflora in de gezonde bevolking. Meer bepaald stelden we ons vragen over de factoren die de darmflora beïnvloeden los van ziekte." Dat werd in kaart gebracht met de eerste, cross-sectionele fase van het project. De onderzoekers konden aantonen dat de samenstelling van de darmflora onder andere wordt beïnvloed door voeding, transittijd en medicatie. Goed voor een publicatie in Science.De tweede fase had een longitudinaal design: 400 deelnemers werden gedurende zes maanden opgevolgd met een zeer intensieve darmflora-analyse, gedeeltelijk aan de hand van dagelijkse stalen. Over de resultaten hiervan wil Jeroen Raes nog niets kwijt, want de verwerking is volop aan de gang. "Wat ik wél wil zeggen, is dat het verzamelen van de stalen ook in deze fase een succes geweest is, dankzij de medewerking van huisartsen en apothekers. We hebben 400 deelnemers van de geplande 500 kunnen mobiliseren, met in totaal meer dan 12.000 stalen. Dat is meer dan ik had durven te hopen."Intussen gaat ronde 3 deze maand uit de steigers, onder de titel 'Vijf-jaar-later-studie'. Hierbij wil men de deelnemers van de eerste fase opnieuw cross-sectioneel op hun darmflora onderzoeken, om te kijken hoe die in een tijdspanne van vijf jaar geëvolueerd is. Vlaanderen draagt het project kennelijk een warm hart toe, want al meer dan 6000 kandidaat-deelnemers hebben zich aangemeld. Dat is aanzienlijk meer dan de 3.400 deelnemers uit de eerste fase, wat betekent dat niet alle nieuwe kandidaten vijf jaar geleden werden getest. "Maakt niet uit," aldus prof. Raes. "We willen sowieso een dynamische cohorte samenstellen, waarbij de recentst ingeschrevenen nu materiaal kunnen aanleveren en bijvoorbeeld over een aantal jaren opnieuw aan een sampling deelnemen, zodat we evoluties op zeer lange termijn kunnen traceren. Het wordt op die manier een soort levenslang project."Maar de hoofdvraag is momenteel hoe de cohorte van de eerste fase intussen geëvolueerd is. Vijf jaar geleden werden bij deze mensen niet alleen stoelgangstalen, maar ook bloedstalen verzameld. Bij iedereen werd bovendien een medische vragenlijst ingevuld. "Een bijzonder aandachtspunt zijn de mensen die sindsdien een aandoening of afwijkende bloedanalyse (zoals lipidenstoornissen) ontwikkeld hebben," zegt de Leuvense onderzoeker. "We kunnen gaan kijken of er bij deze mensen in de darmflora één of ander signaal aanwezig was dat het mogelijk maakt de ongunstige evolutie van hun gezondheidstoestand te voorspellen." Talrijke studies onderzoeken momenteel of de darmflora specifieke kenmerken vertoont bij mensen met bepaalde aandoeningen. Als die specifieke kenmerken er zijn, kunnen ze eventueel als diagnostisch criterium worden ingezet. "Maar wat we willen doen met de derde fase van ons project, is het preventieve potentieel van darmflora-analyse in kaart brengen," nuanceert hij. "Als we in de darmflora kenmerken vinden die het ontstaan van een ziekte voorspellen, kunnen gezondheidsmaatregelen worden getroffen nog vóór de persoon ziek wordt. Stel dat we bij iemand een merker vinden voor het toekomstige ontwikkelen van darmkanker. Dan kan die persoon extra nauwkeurig worden opgevolgd."De voorspellende waarde hoeft zich niet te beperken tot darmziekten. Er zijn intussen sterke aanwijzingen dat er een verband bestaat tussen de samenstelling van de darmflora en diabetes, metabool syndroom of een aantal hersenziekten - zoals depressie, alzheimer en parkinson. Begin dit jaar publiceerden Jeroen Raes en zijn team een studie waaruit bleek dat mensen met depressie of een verlaagd gevoel van welbevinden een tekort aan specifieke darmbacteriën hadden. Het onderzoek liet echter niet toe oorzaak en gevolg van elkaar te onderscheiden. "Maar het belang van het Vlaams Darmflora Project is dat we aan de hand van de vastgestelde correlaties alvast hypothesen kunnen formuleren. Nog belangrijker is dat we met de longitudinale follow-up sterkere aanwijzingen zullen krijgen over causaliteit. Als de afwijking van de flora er was vijf jaar vóór de ziekte, is die afwijkende flora alvast geen gevolg van de ziekte. Wel kan de afwijking nog altijd een merker zijn, en geen factor." Maar laten we niet te veel vooruitlopen. Op naar ronde 3.