...

Tussen 1970 en nu is het aantal rokers in de algemene bevolking gedaald van 50% tot 20%. Gezien de schadelijke gevolgen van roken is dat zeker bijzonder goed nieuws. Prof. Pierre Bartsch van de Universiteit van Luik nuanceert dat echter wat: "We hebben nu te maken met rokers die sterk verslaafd zijn. Dat betekent dat het veel moeilijker wordt om het percentage rokers de komende jaren nog te verlagen. Peilingen in de VS en Engeland leren echter dat het aantal rokers tussen 2015 en 2016 sterker is gedaald, wat sommigen toeschrijven aan de elektronische sigaret."De bevolking is er zich al lang van bewust dat roken tal van ziektes veroorzaakt met op de eerste plaats longkanker. "Roken veroorzaakt ook COPD, emfyseem en hartlijden. Interessant om te weten is verder dat artsen minder roken dan de algemene bevolking", zegt de Luikse specialist.Moeilijker te behandelen patiëntenDe wetgever heeft roken op het werk verboden, wat het rookgedrag zeker heeft beïnvloed. "Personen die blijven roken, zijn zeer verslaafd, hoofdzakelijk aan sigaretten. Daartegenover staat een instroom van nieuwe rokers: jonge en soms zelfs zeer jonge rokers. Ook die moeten we van dichtbij volgen om te voorkomen dat ze niet de harde kern van morgen worden."Primaire preventie blijft dus essentieel in de strijd tegen roken. Mensen die willen stoppen met roken, kunnen we nu op verschillende manieren helpen. "We zijn ervan overtuigd dat we alles in het werk moeten stellen om de patiënt te doen stoppen met roken. Nicotine-vervangingsmiddelen zijn uiteraard een eerstelijnstherapie, maar het volstaat niet om een pleister aan te brengen. We stellen de patiënten nu een combinatie voor van pleisters, zuigtabletten, nicotine-inhalatoren enzovoort, dus verschillende nicotinevervangingsmiddelen tegelijkertijd. We raden de patiënten aan om een pleister te gebruiken én zuigtabletten ad libitum. Er bestaat geen risico op overdosering. Als je blijft roken tijdens het gebruik van een nicotinepleister, is er overigens geen risico op nicotine-intoxicatie. Er is dus geen enkel gevaar."Minder roken dankzij het gebruik van pleisters is al een stap in de goede richting, maar volstaat uiteraard niet. Je moet streven naar een volledige rookstop. "Sommige mensen (enkele percenten) worden echt verslaafd aan kauwgom en zuigtabletten. Studies tonen aan dat de kankerverwekkende stoffen in de urine verdwijnen bij mensen die gedurende lange tijd nicotinevervangingsmiddelen gebruiken, maar niet bij de mensen die blijven roken. Dat is ook zo bij mensen die elektronische sigaretten gebruiken, maar niet bij diegenen die dampen en toch nog gewone sigaretten blijven roken. De duur van het roken is gevaarlijker dan de hoeveelheid sigaretten die je per dag rookt, en daarom moeten we koste wat kost roken bij jongeren aanpakken."Behandeling op maatVroeger vroegen we de patiënten altijd om een datum vast te leggen waarop ze zouden stoppen met roken. "Dat doen we nu nog altijd, maar we stellen ons wat dat betreft toch veel soepeler op. Slagen is het doel. De patiënt mag dat op zijn eigen tempo doen, zolang hij er maar in slaagt, maar we stellen toch voor om het zo snel mogelijk te plannen." We kunnen mensen die willen stoppen met roken, nu op verschillende manieren begeleiden. "Als de patiënt depressief blijkt, zullen we gemakkelijk bupropion voorschrijven. Bupropion werkt overigens even goed bij rokers die niet depressief zijn. Bupropion wordt in België minder gebruikt dan in de VS uit vrees voor bijwerkingen, maar andere antidepressiva van dezelfde klasse, die wij wel voorschrijven, veroorzaken ook bijwerkingen. Bupropion is echter geen panacee. Soms behaal je goede resultaten met nortriptyline, een ander antidepressivum, dat bij voorkeur als tweedelijnstherapie wordt voorgeschreven."Mogelijke combinatiesVolgens de Luikse specialist is het wenselijk de behandeling te starten met een nicotinesubstitutietherapie. "Je kan echter ook beginnen met varenicline, een ??-nicotinereceptorantagonist. De EAGLES-studie, die werd uitgevoerd bij meer dan 8.000 patiënten, heeft aangetoond dat varenicline niet meer negatieve neuropsychiatrische effecten veroorzaakt dan bupropion, de nicotinesubstitutietherapie en zelfs placebo. De CATS-studie, die nog niet is gepubliceerd, komt tot eenzelfde conclusie op cardiovasculair vlak."Een interessante vaststelling is dat sommige groepen zoals die van het CHU Luik er geen bezwaar in zien om een combinatie van varenicline en nicotinesubstitutietherapie voor te schrijven. "Dat kan misschien wat vreemd lijken, maar je moet weten dat nicotine niet alleen inwerkt op de ??-nicotinereceptoren. Nicotine werkt ook in op andere receptoren in andere hersencentra dan het beloningscircuit, die ook bijdragen tot de afhankelijkheid van de patiënt, meer bepaald wat het geheugen van de handeling betreft. We schrijven dus niet zelden beide behandelingen tegelijk voor. Voor een combinatietherapie met varenicline of bupropion en nicotinesubstitutietherapie is geen contra-indicatie."De roker begeleidenHet slaagpercentage verschilt van methode tot methode. Statistieken spreken van een slaagpercentage van 20% met een nicotinesubstitutietherapie, 20% met bupropion en 30% met varenicline. "Dat zijn de resultaten die werden behaald in klinische studies bij geselecteerde populaties. Het is niet zeker dat diezelfde resultaten worden behaald in het reële leven", preciseert professor Bartsch. Over het algemeen zijn drie tot zes pogingen vereist voor een roker erin slaagt om gedurende lange tijd te stoppen met roken. "Een mislukking heeft gewoonlijk te maken met de omstandigheden. Als je dezelfde behandeling in een andere context hervat, kan ze toch nog lukken."Hoewel het aantal doeltreffende, therapeutische middelen is toegenomen, wordt het almaar moeilijker om mensen die willen stoppen met roken te behandelen. "Om die reden moet je niet aarzelen om de patiënt te verwijzen naar een tabakoloog of een rookstopcentrum, als de patiënt er met de hulp van zijn huisarts niet in slaagt om te stoppen met roken. In overleg met de huisarts kan dan worden nagegaan hoe de patiënt het best wordt gevolgd. Omkadering van de patiënt blijft een belangrijk onderdeel van de behandeling ongeacht de gekozen behandeling."