...

Dit cross-sectioneel observationeel onderzoek werd uitgevoerd in 158 apotheken als stageproject voor de laatstejaarsstudenten farmacie van de UGent en de VUB. Jaarlijks werken dr. Els Mehuys en prof. Koen Boussery (Eenheid Farmaceutisch Zorg, UGent) samen met een multidisciplinair team een praktijkgericht stageproject uit met als doel de rol van de apotheker als farmaceutisch zorgverlener wetenschappelijk te onderbouwen en zichtbaar te maken. In dit project werden patiënten die in de apotheek langskwamen met een voorschrift voor een DOAC (dabigatran, rivaroxaban, apixaban of edoxaban) uitgenodigd om deel te nemen. Ze moesten al minstens een jaar een DOAC innemen en hun medicatieschema moest beschikbaar zijn, met inbegrip van gegevens uit andere apotheken. Elke stagiair includeerde vijf patiënten op chronologische wijze. Om de therapietrouw van patiënten op een objectieve manier in kaart te brengen, werd gebruik gemaakt van de afleverhistoriek. Op basis daarvan werd de zogenaamde Medication Possession Ratio (MPR) berekend: de verhouding tussen het aantal dagen waarvoor medicatie werd afgeleverd ten opzichte van het aantal dagen in de observatieperiode, vermenigvuldigd met 100, wat zo een waarde oplevert tussen 0 en 100%. Uit die resultaten blijkt dat één op de twee patiënten hun voorgeschreven DOAC niet innam tijdens minstens 17 cumulatieve dagen per jaar. Voor 13% van de studiepopulatie liep dat zelfs op tot minstens 73 cumulatieve dagen per jaar. De vragenlijst aangaande zelf gerapporteerde therapieontrouw leert dat bijna 21% van de patiënten de medicatie niet trouw inneemt - bij 15% gebeurt dat onopzettelijk, gewoon vergeten dus. Zowat één op de tien patiënten gaf aan praktische problemen te ondervinden met hun medicatie, zoals moeite met het openen van de strips of het doorslikken van de pil. Specifiek voor rivaroxaban luidt de aanbeveling dat het moet worden ingenomen bij het eten voor doses van 15 mg of meer. Bijna 21% van de patiënten die deze DOAC innemen, houdt daar geen rekening mee. Deze studie heeft aangetoond dat DOAC-patiënten baat kunnen hebben bij meer educatie en multidisciplinaire ondersteuning voor het optimaliseren van hun antistollingsbehandeling. Zo blijkt dat 35% van de patiënten niet voldoende op de hoogte is van de indicatie van hun bloedverdunnende medicatie. Amper zes op de tien zeggen de infokaart te hebben ontvangen die de producenten ter beschikking stellen om zorgverstrekkers op hun gezondheidstoestand te wijzen. Minder dan de helft (46%) bevestigen dat hun therapietrouw ooit al werd geëvalueerd door hun huisarts, en nog minder door hun apotheker (37%). Bovendien gaf 15% van de patiënten spontaan aan bijwerkingen te ervaren, en dit aandeel nam toe tot 66% wanneer een lijst met frequente bijwerkingen werd getoond. Desondanks hebben deze patiënten een positieve attitude ten opzichte van hun antistollingstherapie: de meesten zien de noodzaak ervan in en hebben slechts weinig bezorgdheden. Ten slotte werden in totaal meer dan 300 potentiële geneesmiddelinteracties met DOAC geïdentificeerd bij een derde van de patiënten. Kijken we naar de patiënteigen factoren, dan blijkt dat mannen, patiënten met een lager opleidingsniveau en actieve rokers vaker hun DOAC niet trouw innemen. DOAC die tweemaal per dag moet worden ingenomen en een langere behandelingsduur zijn eveneens geassocieerd met een groter risico op therapieontrouw. De studie toont aan dat de apotheker een belangrijke rol kan opnemen bij de medicatiebegeleiding en -bewaking van DOAC-gebruikers met voornamelijk het optimaliseren van de therapietrouw, het verlenen van educatie en het bewaken van geneesmiddelinteracties. De bevindingen uit dit onderzoek zullen door de Eenheid Farmaceutische Zorg worden meegenomen bij de ontwikkeling van toekomstige apotheekinterventies om het rationeel gebruik van DOAC te optimaliseren.? Capiau A, et al. Heart 2020;0:1-7 ? Hendriks J, et al. Heart Epub ahead of print: 7 August 2020