...

Op 25 november 2021 stemde het federale parlement een wet over de "fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit". Het doel van deze eerste hervorming was de fiscale aftrekbaarheid van voertuigen en voertuigkosten te beperken, al naargelang hun CO2-uitstoot. Het vroegere stelsel blijft wel van kracht voor kosten van voertuigen die door particulieren vóór 2018 werden aangekocht. Die regeling hield geen rekening met de CO2-uitstoot en begrensde de kostenaftrek tot 75% (de zogenaamde "grandfathering"-regeling). Voor deze mensen verandert er niets. De voertuigen die vóór 1 juli 2023 zijn aangeschaft vallen wel onder de huidige regels inzake aftrekbaarheid. Maar vanaf het begrotingsjaar 2024, dus vanaf 1 januari 2023, zal er een onderscheid gemaakt worden tussen voertuigkosten enerzijds en brandstofkosten anderzijds. Voertuigkosten blijven dan aftrekbaar volgens de gebruikelijke formule, maar voor brandstofkosten wordt die aftrekbaarheid beperkt tot 50%, om zo de overgang naar elektrisch rijden aan te moedigen. Deze aftrekbaarheid van fossiele brandstoffen zal verder progressief verminderen, afhankelijk van de datum van aankoop van het voertuig. Voertuigen die CO2 uitstoten en die tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 worden aangekocht, zullen ook nog onder de huidige regeling vallen, maar er zal geen gegarandeerde minimale aftrek meer zijn en het aftrekpercentage zal dan geleidelijk verder worden verlaagd volgens onderstaande tabel. Voertuigen die na 1 januari 2026 worden aangeschaft en meer dan 200 gram CO2 uitstoten, zullen dan niet langer aftrekbaar zijn. Maar elektrische voertuigen die vóór 1 januari 2027 worden aangekocht, zullen nog steeds 100% aftrekbaar zijn. Dit voordelige percentage zal wel jaarlijks verlaagd worden, tot het in 2031 nog maximaal 67,5% bedraagt. Ook aan de gouden tijden van de hybride wagens komt een eind, want voor hybrides die na 1 januari 2023 worden gekocht zal ook de aftrekbaarheid op een hybride manier geregeld worden. Hiermee bedoelen we dat aankoopkosten nog zullen berekend worden volgens de eerder aangehaalde regels, maar dat de verbruikskosten voor fossiele brandstoffen en het opladen maar tot een maximum van 50% aftrekbaar zullen zijn. De berekening van het voordeel in natura, voor werknemers die een voertuig van hun werkgever ter beschikking krijgen, is momenteel nog niet gewijzigd. Bedrijven kunnen dus nog steeds een "vervuilend" voertuig aanbieden aan hun personeelsleden, waarbij deze wagen nog altijd volgens de huidige regels wordt belast. Het zijn dus alleen de regels voor de aftrek van de aankoopkosten van voertuigen die zijn veranderd. Laadstations bieden ook een belastingvoordeel, zowel voor professionals als voor particulieren. Particulieren kunnen genieten van een degressieve belastingvermindering, afhankelijk van de datum van de plaatsing van het laadstation. Die is beperkt tot 1.500 euro en het moet ook gaan om een "intelligent" laadstation, d.w.z. een station dat de laadtijd en het laadvermogen kan regelen en uitsluitend groene stroom gebruikt. Dankzij het mobiliteitsbudget kunnen werknemers hun bedrijfswagen inruilen voor een financiële vergoeding die ze kunnen gebruiken voor alternatieve of milieuvriendelijke vervoermiddelen, of ze kunnen het bedrag contant uitbetaald krijgen. De regeling maakt een onderscheid tussen drie pijlers van besteding met elk hun eigen belastingheffing. Via de eerste pijler kan de werknemer met behulp van dit budget investeren in een milieuvriendelijk voertuig, bijvoorbeeld een auto die voldoet aan strenge milieunormen (maximaal 95g/km), of een elektrisch voertuig. Een tweede pijler maakt het mogelijk om het mobiliteitsbudget te gebruiken voor duurzame vervoermiddelen of voor woonkosten, als dit logement zich in de buurt van het bedrijf bevindt. Dit geld kan dan uitgegeven worden aan het gebruik van openbaar vervoer of aan parkeerkosten die daaraan gelieerd zijn, aan een (al dan niet elektrische) fiets, bromfiets of een (al dan niet elektrische) step, als die niet sneller dan 45 km per uur rijden. Vallen ook onder de tweede pijler: accessoires die volgens de verkeerswetgeving verplicht zijn voor het gebruik van deze voertuigen, zoals helmen, laarzen of handschoenen. Voorts kan de tweede pijler ook gebruikt worden voor kosten van gedeeld vervoer, georganiseerd openbaar vervoer of huisvesting, als de werknemer binnen een straal van 5 km van zijn werk woont. In derde pijler ontvangt de werknemer een geldbedrag, waarop een bijzondere bijdrage van 38,07% wordt geheven. Dit bedrag telt mee voor de berekening van het pensioen, de ziekte-uitkering of de werkloosheidsuitkering. Vlaanderen heeft sinds 2016 een groene fiscaliteit: de inschrijvings- en verkeersbelasting houdt rekening met de CO2-uitstoot, de leeftijd van het voertuig, het brandstoftype en de EURO-norm. Het Vlaamse Gewest stelt elektrische voertuigen en auto's die rijden op aardgas nog steeds vrij van deze twee belastingen. Wallonië volgt het voorbeeld van de federale regering en moedigt de overschakeling naar kleinere en minder vervuilende voertuigen aan. In juni zou daarover een akkoord zijn bereikt binnen de Waalse regering. Dit akkoord hervormt de verkeersbelasting en houdt daarbij rekening met 3 verschillende criteria: het gewicht van het voertuig, de CO2-uitstoot en de technologie (elektrisch, hybride, traditioneel thermisch). Voor tweedehandswagens die opnieuw worden ingeschreven blijft een vermindering van het BIV op basis van de ouderdom van het voertuig wel van kracht. Toch lijkt dit nieuwe Waalse systeem nog niet helemaal op punt te staan. Zo blijkt dat het criterium gewicht, vooral bedoeld om de aankoop van SUV's te ontmoedigen, in bepaalde gevallen de overgang naar elektrische voertuigen juist afremt. Want deze auto's zijn over het algemeen veel zwaarder dan wagens met een verbrandingsmotor. Daarom leidt deze formule in de praktijk soms tot aanzienlijk hogere belastingen voor voertuigen met elektrische motor dan voor gelijkwaardige auto's zonder. De jaarlijkse verkeersbelasting zal op dezelfde drie criteria gestoeld worden, wat ook zou leiden tot een wegenvignet voor buitenlandse voertuigen. Deze hervorming is nog niet goedgekeurd door de Waalse wetgever, maar er is sprake van een geleidelijke invoering door een hybride toepassing van de oude en de nieuwe regeling vanaf 1 september 2023 tot 2026, waarna ze in haar totaliteit zal worden toegepast. In Brussel zijn alleen het vermogen van het voertuig en de leeftijd bepalend voor de BIV en de verkeersbelasting. Het gewest hinkt zo achterop wat betreft groene fiscaliteit, maar bestraft wel vervuilende voertuigen die het Brussels grondgebied binnenrijden. De autobelasting is volle transitie en zal de volgende jaren waarschijnlijk nog verder evolueren. Het is duidelijk dat de verschillende overheden van ons land een gedragsverandering willen teweegbrengen ten voordele van milieuvriendelijkere vervoersmiddelen. De recente hervorming van de aftrekbaarheid van bedrijfsvoertuigen is hiervan het bewijs. Vanuit het oogpunt van fiscale optimalisatie lijkt de aankoop van een auto met verbrandingsmotor dan ook geen optie meer, nog afgezien van het feit dat deze wagens binnenkort ook onze grote steden niet meer in mogen.