...

EuroTrak Belgium is een onderdeel van de wereldwijde EuroTrak en APACTrak onderzoeken die de prevalentie van gehoorproblemen en het gebruik van gehoortoestellen in kaart brengen. In België werden 14.475 personen ondervraagd. Van hen zegt 9,4% last te hebben van een gehoorprobleem. Bij volwassenen (ouder dan 18) is dat 11,2%. De prevalentie is het hoogst in de leeftijdsgroep ouder dan 74 (33,1%). Van de respondenten met gehoorproblemen gebruikt 33,6% een gehoortoestel. Gemiddeld wordt een gehoorapparaat 8,9 uur per dag gedragen. Wie een gehoorapparaat gebruikt, is er over het algemeen erg tevreden over. 97% van de gebruikers stelt dat een gehoorapparaat de kwaliteit van hun leven verbetert. De belangrijkste redenen die vermeld worden om geen gehoortoestel te gebruiken, zijn dat mensen geloven dat ze het gehoor niet normaal herstellen, dat ze oncomfortabel zijn of niet goed werken in rumoerige situaties. Ook menen respondenten dat ze in de meeste situaties nog voldoende horen, of beschouwen ze hun gehoorverlies niet als ernstig genoeg om de stap te zetten naar een gehoortoestel. Ook een gebrek aan informatie, angst voor het onbekende of schrik voor de kostprijs leiden ertoe dat een groot aantal slechthorenden geen gehoortoestel heeft of gebruikt. Naar aanleiding van de studie organiseerde beMedTech, de Belgische federatie van de industrie van de medische technologieën, een rondetafelgesprek. De belangrijkste conclusie daarvan is dat er meer informatie en sensibilisering nodig zijn over gehoorproblemen, zegt Claire Tollenaere. Zij is gehoorspecialist en vrijwilliger bij AHOSA, een patiëntenorganisatie voor doven en slechthorenden. "Er rust nog altijd een stigma op gehoorproblemen en het dragen van een gehoorapparaat. Slecht horen, dat is iets voor oude mensen, en niemand beschouwt zichzelf graag als oud. Daardoor worden problemen lang genegeerd. Vaak merkt de omgeving een gehoorprobleem sneller op dan de persoon zelf." Het belang van goed horen wordt volgens Tollenaere onderschat. "Wie slecht hoort, geraakt soms in een sociaal isolement. Goed horen is erbij horen. Er zijn ook verbanden met cognitieve problemen en zelfs met dementie. Een hoorapparaat kan dementie natuurlijk niet tegenhouden, maar kan de situatie van een dementerende wel verbeteren." Buiten de medische schoolonderzoeken en bedrijfsgeneeskundige onderzoeken worden gehoorproblemen niet systematisch opgespoord, wat voor bijvoorbeeld borst- en darmkanker wel het geval is. Ook voor gehoorproblemen zou een dergelijk bevolkingsonderzoek opgezet kunnen worden, zegt Tollenaere. "Op de rondetafel werd geopperd om vanaf de leeftijd van 50 jaar om de vijf jaar een eenvoudige gehoortest af te nemen, en als er een probleem wordt vastgesteld door te verwijzen. Op hogere leeftijd zou zo'n test frequenter kunnen gebeuren, zodat gehoorverlies tijdig wordt vastgesteld." Mensen met gehoorproblemen hebben ook nood aan informatie over wat ze eraan kunnen doen, zegt Tollenaere. "Mensen die vaststellen dat ze minder goed zien, weten wel wat ze moeten doen: je gaat op onderzoek bij een oogarts, je krijgt een voorschrift en daarmee laat je een bril met de gepaste sterkte maken. Het traject bij gehoorproblemen is veel minder gekend." Uit de enquête blijkt ook dat er nog heel wat misverstanden over gehoorapparaten bestaan. Hier ligt volgens Tollenaere een rol voor de apother als laagdrempelige eerstelijnszorger. "Als een apotheker merkt dat iemand slecht hoort, kan de apotheker die gehoorproblemen bespreekbaar maken. AHOSA heeft daarvoor brochures met tips die een apotheker ter beschikking zou kunnen stellen. De apotheker kan ook doorverwijzen naar een huisarts, NKO-specialist, audioloog of centrum voor ambulante revalidatie." Tijdens een consult is er dan tijd voor advies, communicatietraining en uitleg over de gehoortechnologie. Het is ook belangrijk om mee te geven dat hoorapparaten voor een stuk terugbetaald worden, en dat een hoorapparaat helemaal niet duur hoeft te zijn. Dankzij de vooruitgang van de digitale technologie zijn moderne gehoortoestellen veel compacter en kleiner geworden. Ze zijn compatibel met allerlei toestellen zoals smartphones en zelfs televisietoestellen, en er bestaan hulpmiddelen om het leven comfortabel te maken gaande van alarmsystemen tot aangepaste wekkers. Toch mag niet onderschat worden dat een gehoortoestel ook wel wat vergt van de gebruiker. "Het is ingrijpender dan een bril", zegt Tollenaere. "Veel mensen onderschatten dat. Het is daarom belangrijk om het juiste gebruik goed uit te leggen en om realistische verwachtingen te creëren. Ook met een gehoortoestel zullen er situaties zijn waar een slechthorende zal moeten vragen om trager te spreken." In woonzorgcentra zou goed toegekeken moeten worden op het gebruik. "Ik begrijp dat dat niet evident is voor het personeel, dat nu al overbevraagd is. Maar af en toe nakijken of de batterij nog werkt en of het apparaat correct gebruikt wordt, zou de levenskwaliteit van de bewoner enorm ten goede komen." De laatste factor waarop ingezet moet worden, is preventie. Volgens de WHO loopt de helft van de jongeren kans op blijvende gehoorschade door het luisteren naar muziek via oortjes of hoofdtelefoons, of door blootstelling aan luide muziek op concerten en feestjes. "Scholen zouden jongeren moeten wijzen op onveilige luistersituaties. Waar gehoorverlies meestal geleidelijk gaat, kan blootstelling aan luide muziek leiden tot tinnitus met alle bijhorende psychologische problemen", besluit Tollenaere.