...

Het project Florient, twee eeuwen Oost-Vlaamse flora en de neerslag in Groen van toen biedt een fascinerende inkijk in het monnikenwerk dat apotheker-botanicus Van Hoorebeke twee eeuwen geleden verrichtte. Het toont aan dat aandacht voor 'groen erfgoed' geen overbodige luxe is. Zowat 40% van de door hem opgelijste flora staat intussen op Vlaanderens rode lijst, dat wil zeggen: is anno 2022 zeldzaam, bedreigd of helemaal verdwenen! Maar wie was Charles Van Hoorebeke eigenlijk? Hij werd in 1790 geboren in Gent als vijfde zoon van een kruidenierskoppel. Uit zijn biografie blijkt dat hij als kind kampte met een zwakke gezondheid: zijn ouders stuurden hem geregeld naar zee om aan te sterken. Dat belette Charles niet om van jongs af bijzondere interesse te tonen in plantkunde. De Ecole Centrale in Gent besteedde ruime aandacht aan natuurwetenschappen. De jongeling vertoefde er graag in de botanische tuin, natuurhistorische collectie en bibliotheek. Nadien studeerde hij verder aan de Ecole de médecine, chirurgie et pharmacie.Vermoedelijk werkte hij eerst in de apotheek van het Gentse militaire hospitaal. Nadien, in 1816, nam hij een apotheek over in Oudburg 18, dicht bij het Patershol. Zijn bereidingen tegen planten- en dierenziekten waren naar verluidt befaamd bij Oost-Vlaamse boeren. In het tijdsgewricht waarin Van Hoorebeke opgroeide en werkte, verschenen tal van publicaties over natuurlijke rijkdommen. Die werken passen in een encyclopedische traditie: men wilde de natuurlijke omgeving beter begrijpen maar ook ten dienste van de mens maken. Die utilitaire kijk op de natuur is opmerkelijk, menen Thijs Lambrecht en Katrijn Vannerum. In een reisverslag door Vlaanderen merkte een Zwitserse botanicus op: " ce pays présente peu de variétés dans la végétation..." Die botanische armoede weet de bezoeker aan een gebrek aan wetenschappelijke interesse voor inheemse flora. De opmerkingen zijn in de Arteveldestad niet in dovemansoren gevallen. In 1813 lanceerde de Société d'Agriculture et de Botanique een wedstrijd om alle planten die spontaan groeiden in het arrondissement Gent te inventariseren. Later volgden soortgelijke concours in Oudenaarde, Dendermonde en Eeklo. Charles Van Hoorebeke won telkens de eerste prijs - wat hem faam en middelen bezorgde en toeliet om zijn inventarisatiewerk verder te zetten. Dat hij in die periode conservator van de natuurhistorische verzameling van de jonge Gentse universiteit en co-directeur van de Botanische Tuin werd, toont hoezeer Charles Van Hoorebekes veelzijdigheid en werk naar waarde werden geschat. 's Mans apothekersmiddeltjes waren ook bekend bij Oost-Vlaamse landbouwers. Zijn interesse voor inheemse wilde planten en fauna ging hand in hand met aandacht voor landbouw. Hij schreef meerdere bijdragen over schadelijke weideplanten, ziektes bij akkergewassen, hoe te maaien en landerijen te bewerken. De provincie verspreidde zijn adviezen over bemesting en afwisseling in teelten onder haar boeren. Maar hij ageerde ook tegen de schadelijke effecten van landbouwmethoden op de biodiversiteit. Al dat werk moest uitmonden in een magnum opus. In 1821 verscheen de prospectus van Flore de la Flandre orientale. Helaas, amper een maand later overleed Charles Van Hoorebeke. Zijn levenswerk heeft nooit het levenslicht gezien. Het manuscript is zelfs verloren gegaan! Allicht had de apotheker-botanicus nog meer plannen. Groen van toen maakt melding van een brief aan de provinciegouverneur waarin Charles plannen etaleert om de Oost-Vlaamse fauna in kaart te brengen. Het heeft niet mogen zijn: zijn weduwe heeft de collectie flora na de dood van haar man te koop aangeboden, op een veiling is later een herbarium van hem opgedoken. Maar zijn bibliotheek en ongepubliceerde manuscripten zijn verspreid geraakt of verloren gegaan. De Plantentuin van de UGent bezit gelukkig wel een herbarium van de man. Katrijn Vannerum heeft de 78 bundels bestudeerd en aangevuld. "Het unieke karakter van Van Hoorebeke zit hem in het feit dat hij de plantenrijkdom in het département zo volledig mogelijk gedocumenteerd heeft. Dat geeft zijn werk een wetenschappelijk karakter." Opvallend: enkele decennia na Van Hoorebeke klagen collega-botanici al over de teloorgang van sommige plantensoorten. Mogelijk heeft hij dus nog soorten kunnen inventariseren die later verdwenen zijn. Maar, dixit Katrijn Vannerum, "ook Charles Van Hoorebeke heeft soms gefulmineerd tegen landbouwmethoden die nefast waren voor de natuurlijke rijkdom". Toch omschrijft de auteur haar werk niet als een lijkrede voor verdwenen plantensoorten. "De erfgoedprojecten Flore de Gand en Florient en de inventarisatie van de 19de-eeuwse herbaria bevatten veel interessante informatie die voor hedendaags natuurbehoud nuttig is. Menselijke ingrepen in het landschap hebben in het verleden ook kansen gegeven aan bepaalde plantensoorten. Als we uit de processen van het verleden lessen kunnen trekken, kan dat een positief effect hebben."