...

Op 16 januari werd het KB over de registratie en spreiding van voor het publiek opengestelde apotheken gepubliceerd. Dat heeft een zo goed mogelijke overeenkomst tussen zorgaanbod en zorgbehoeften als belangrijkste doelstelling. De nieuwe regels hebben betrekking op de fusie en verplaatsing van apotheken en omvatten ook een beperking van de duur van tijdelijke sluitingen. Het uiteindelijke doel is om de procedures eenvoudiger en efficiënter te maken. "De bestaande criteria waren niet altijd even objectief", zegt Philippe De Buck. Zowat 30% van de hospitalisaties bij ouderen zijn te wijten aan een onaangepast gebruik van geneesmiddelen. Omdat 50% daarvan kan vermeden worden, heeft het Europese consortium OPERAM (OPtimising thERapy to prevent Avoidable hospital admissions in the Multimorbid elderly) een grootschalige studie opgezet die evalueerde of een gestructureerd nazicht van de medicatie bij gehospitaliseerde ouderen nut kan hebben. Alle patiënten hadden een meervoudige ziektelast (? drie aandoeningen) en namen verschillende geneesmiddelen (? vijf). "De interventie bestond uit verschillende luiken", zegt prof. Olivia Dalleur (Louvain Drug Research Institute, UCLouvain), die als apotheker verbonden is aan de Cliniques Saint-Luc. "We gebruikten in eerste instantie een computerprogramma om onaangepast geneesmiddelengebruik op te sporen volgens de STOPP/START-criteria. Met deze bevindingen ter hand namen een arts en een apotheker samen het patiëntdossier door om uit te sluiten dat de computer iets over het hoofd gezien of verkeerd geïnterpreteerd had. Toen er eenmaal duidelijkheid was over wat er met de medicatie moest gebeuren, gingen arts en apotheker in gesprek met de arts die de patiënt in het ziekenhuis behandelde." "Het computerprogramma heeft bijvoorbeeld vastgesteld dat een patiënt twee slaapmiddelen nam. De tandem arts/apotheker benaderde de behandelend arts om het medicatieschema aan te passen. Als die akkoord ging, vond er nog een overlegronde met de patiënt plaats om ook zijn toestemming te vragen. Nadat een akkoord bereikt was, werd de aanpassing doorgevoerd en bracht men de huisarts schriftelijk op de hoogte. Bijzonder aan deze interventie zijn het gebruik van een computerprogramma, het interdisciplinaire beslissingsproces en de betrokkenheid van de patiënt bij de uiteindelijke maatregel." Voor de studie werden 2.008 patiënten ouder dan 70 jaar gerekruteerd in vier Europese centra: België, Ierland, Nederland en Zwitserland. Er waren 1.045 patiënten in de interventiegroep en 963 in de controlegroep. Twee, zes en twaalf maanden na het verlaten van het ziekenhuis werden ze opnieuw gecontacteerd. Hoewel de patiënten meervoudige ziektelast hadden en dagelijks minstens vijf geneesmiddelen namen, hadden ze niet noodzakelijk een geriatrisch profiel. "Onze belangrijkste doelstelling bestond erin het risico van een nieuwe opname in verband met medicatie te doen dalen, meer bepaald tijdens het jaar dat volgde op de interventie. Jammer genoeg hebben we die doelstelling niet gehaald. Ongeveer 21-22% van de patiënten moesten opnieuw worden opgenomen, zonder significant verschil tussen de interventie- en de controlegroep. Voor de onderzoekers was dat een teleurstelling", geeft prof. Dalleur toe. "Maar op de secundaire eindpunten boekten we wel resultaat. We hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat 86% van de patiënten bij hun eerste opname een onaangepast medicatieschema hadden - er was dus werk aan de winkel. We hebben per patiënt twee tot drie aanbevelingen gedaan, en hebben gezien dat minstens een daarvan na twee maanden nog altijd werd toegepast bij 60% van de patiënten." Maar waarom werd de belangrijkste doelstelling niet gehaald? De auteurs van de studie brengen hiervoor verschillende verklaringen aan: "Als het advies om een geneesmiddel te stoppen werd gevolgd (in twee derde van de gevallen), ging het vaak om geneesmiddelen die weinig invloed hebben op het risico van hospitalisatie. Het effect zou ongetwijfeld veel zichtbaarder geweest zijn als de aanpassing van de medicatie gerelateerd was geweest aan welbepaalde klassen geneesmiddelen, zoals de benzodiazepines, die het valrisico opdrijven. Of als de interventies hadden plaatsgevonden in een groep vooraf geïdentificeerde patiënten met hoog risico." Verschillende bevindingen kunnen het uitgangspunt vormen voor verdere projecten: "Onze interventies lokten bij de patiënten gunstige reacties uit, maar we stellen vast dat geneesmiddelen nog altijd op een wat paternalistische manier worden voorgeschreven. Patiënten doen wat de arts hen aanbeveelt. Ze hebben het er nog altijd een beetje moeilijk mee om op te treden als de beheerder van hun eigen gezondheid. Die vaststelling is interessant en kan mee verklaren waarom de interventies niet werken." Ook de communicatie met de huisarts is een van de aandachtspunten voor de toekomst: "Deze studie was hospitalocentrisch: de hele interventie voltrok zich in het ziekenhuis en de huisarts werd pas achteraf op de hoogte gebracht. We denken dat het doeltreffender zou zijn de huisarts bij de herziening van het medicatieschema te betrekken, zeker voor chronische en/of oudere patiënten. Hij is eigenlijk de hoeksteen."