De jaarlijkse Wereldaidsdag op 1 december staat dit jaar in het teken van globale solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid, thema's waarvan het belang nogmaals overduidelijk aangetoond werd door de covid-19-pandemie. Wij wilden graag weten wat deze pandemie tot nog toe betekend heeft voor hiv-patiënten en gingen daarvoor te rade bij prof. dr. Linos Vandekerckhove, hoofd van het Hiv Cure Research Center aan het UZ Gent.
...
De vraag die vaak gesteld wordt, is of hiv-patiënten tot de risicogroepen behoren om een ernstigere covid-19-infectie door te maken. Daar bestond aanvankelijk inderdaad heel wat bezorgdheid over, bevestigt prof. Vandekerckhove. Die bezorgdheid vloeide onder meer voort uit de uitgebreide perceptie die er bestaat dat hiv-patiënten per definitie een slechte immuniteit hebben. Die perceptie is niet enkel aanwezig bij het algemene publiek en de hiv-patiënten zelf, maar toch ook nog steeds bij een zeker aantal huisartsen en specialisten die niet dagdagelijks met hiv in contact komen. Nochtans hebben de meeste hiv-patiënten die onder antivirale behandeling staan en stabiel zijn geen onderdrukt afweersysteem. Tijdens de eerste golf zijn er geen specifieke aanwijzingen geweest dat hiv-patiënten vatbaarder zijn voor een covid-19-infectie. Er werd geen aanrijking vastgesteld van hiv-patiënten binnen de groep van covid-19-patiënten die opgenomen werden in de ziekenhuizen. Meer precies werden 110 van de 19.000 hiv-positieve personen die in België gekend zijn, opgenomen in het ziekenhuis omwille van een covid-19-infectie. In de wetenschappelijke literatuur zijn er wel tegenstrijdige data te vinden. In sommige studies werd geen associatie gevonden tussen covid-19-infecties en hiv-positiviteit, maar in andere studies dan weer wel. Prof. Vandekerckhove wijst op de voorzichtigheid die geboden is bij het maken van associaties, want er zijn soms andere factoren (de zogenaamde confounders) die een invloed kunnen hebben op de studieresultaten. Armoede en leefomstandigheden kunnen bijvoorbeeld confounders zijn. Aan de andere kant is het ook zo dat hiv-patiënten zichzelf vaak meer gaan beschermen en bepaalde maatregelen beter opvolgen, waardoor bepaalde effecten dan ook weer niet waarneembaar zijn in studies. Pas op langere termijn, en na meer doorgedreven onderzoek, zullen we met meer zekerheid kunnen stellen of er al dan niet een associatie bestaat tussen covid-19-infecties en hiv-positiviteit. Maar op dit moment is er geen reden tot ongerustheid, benadrukt prof. Vandekerckhove. Initieel stelde zich eveneens de vraag of hiv-remmers ook het covid-19-virus zouden kunnen remmen. In het bijzonder ging daarbij de aandacht uit naar een bepaalde proteaseremmer waarvoor in vitro activiteit tegen covid-19 was aangetoond. Maar deze bevinding werd niet verder gevalideerd in klinische studies. De enige virusremmer die we momenteel ter beschikking hebben voor covid-19 is remdesivir, initieel ontwikkeld voor de behandeling van ebola. Tijdens de lockdownperiode eerder dit jaar verliep de hiv-gerelateerde opvolging redelijk goed. Wat daarbij hielp was dat de meeste patiënten die hiv-remmers nemen, en die stabiel zijn, in een opvolgtraject zitten waarin consultaties slechts twee keer per jaar nodig zijn. Deze opvolging is tijdens de lockdown kunnen blijven doorgaan via teleconsultatie, videoconsultatie of fysieke raadpleging indien nodig. Wat de therapie betreft zijn de zaken dus redelijk goed verlopen. De psychische belasting moet echter niet onderschat worden, want hiv-patiënten voelen zich vaak gestigmatiseerd en kunnen moeilijk over hun ziekte praten. Ze dragen reeds een medische rugzak met zich mee en voelen zich vaker sociaal geïsoleerd. De angst voor een tweede virus brengt extra stress en neerslachtigheid. Tijdens de eerste lockdownperiode stopten heel wat hiv-negatieve personen die een verhoogd risico lopen op een hiv-infectie met pre-expositie profylaxe (PrEP) te nemen, en ook de vraag naar post-expositie profylaxe (PEP) was veel minder. Dat lijkt logisch omdat er tijdens die periode ook veel minder risicocontacten plaatsvonden. Inmiddels is het gebruik van zowel PrEP en PEP terug hernomen. Of er een invloed geweest is op het aantal nieuwe infecties is op dit moment moeilijk te zeggen. Hoe dan ook zaten we in België al met een duidelijke verlaging van het aantal nieuwe infecties van 1.200 naar 700 tot 800 per jaar, door betere preventie en het gebruik van PrEP en PEP, verduidelijkt prof. Vandekerckhove. Prof. Vandekerckhove maakt zich zorgen over de actuele situatie, waar huisartsen volledig bedolven worden onder het werk dat veroorzaakt wordt door de tweede covid-19-golf; covid-19-gerelateerde zorg, maar jammer genoeg ook een enorme toevloed van administratieve taken. Eerstelijnszorg, waaronder ook hiv-gerelateerde zorg, komt daarbij mogelijk in gedrang. En vroegtijdige identificatie en behandeling van hiv-positieven via de huisartsen is niet enkel belangrijk voor de patiënten zelf, maar ook op bevolkingsniveau. Want als er via de behandeling met virusremmers geen virus meer gedetecteerd kan worden, is de patiënt ook niet meer besmettelijk. Ook bij de identificatie van mensen die een verhoogd risico lopen op een hiv-infectie, in het bijzonder homoseksuele mannen met wisselende contacten, speelt de huisarts een belangrijke rol. Correct informeren en adviseren over het gebruik van PrEP om infecties te voorkomen, is dan erg belangrijk. We beschikken immers over deze medicatie in België, en ze wordt ook terugbetaald. Te allen tijde goede zorg blijven aanbieden voor een zo breed mogelijk publiek is de uitdaging waar we voorstaan, besluit prof. Vandekerckhove.