Het beroepsgeheim vindt zijn grondslag niet alleen in de persoonlijke vertrouwensrelatie die tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar moet bestaan zodat kwaliteitsvolle farmaceutische zorg kan verstrekt worden op een individueel niveau, maar ook in het algemeen belang dat een algemeen vertrouwen in de gezondheidszorgberoepen eist om de toegang tot de zorg en de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.

De apotheker is gebonden door het beroepsgeheim dat hem dwingt om te zwijgen over de "geheimen die hem zijn toevertrouwd". Dit begrip werd nergens in detail gedefinieerd en het is onmogelijk om een exhaustieve lijst van de geviseerde elementen op te stellen. Zoals gesteld door artikel 22 van de Code van farmaceutische plichten- leer dekt dit niet alleen de informatie die aan de apotheker wordt onthuld of door hem wordt vernomen uit hoofde van zijn beroep maar ook de informatie die hij heeft vastgesteld of ontdekt in het kader van zijn beroeps- uitoefening. De Conseil d'appel van de Orde der Apothekers heeft bijvoorbeeld het volgende gesteld: zelfs als een officina een plaats is die toegankelijk is voor het publiek "moet het loutere feit dat men er binnengaat, worden beschouwd als een geheime daad die de apotheker niet mag meedelen aan derden"; anders is het vertrouwen dat de patiënt in de apotheker stelt, geschonden. Inlichtingen van financiële, maatschappelijke, familiale, psychologische... aard over een patiënt waarvan de apotheker kennis neemt in het kader van zijn beroepsuitoefening worden ook beschermd door het beroepsgeheim.

Vertrouwelijke dialoog

Farmaceutisch-technisch assistenten zijn ook gebonden door het beroepsgeheim. In de voor het publiek opengestelde officina's heeft de apotheker-titularis een bijzondere verantwoordelijkheid in dit opzicht, want hij is belast met de uitvoering van de goede praktijken door alle personeelsleden, met inbegrip van de behandeling met respect voor het privéleven van de patiënten van alle informatie die ze in het kader van de uitoefening van hun beroep ontvangen. De personeelsleden (apotheker, niet-apotheker, onderhoudspersoneel, stagiaire...) verplichten zich hiertoe door middel van een vertrouwelijkheidsverklaring (1).

De plicht tot naleving van het beroepsgeheim brengt met zich mee dat de officina-apotheker de apotheek zo moet inrichten dat een vertrouwelijke dialoog met de patiënt mogelijk is (2). De regelgeving stelt immers dat een vertrouwelijkheidsruimte moet voorzien worden in de apotheek (3).

Sancties

De niet-naleving van het beroepsgeheim is vatbaar voor strafrechtelijke sancties en heeft bovendien burgerlijke en tuchtgevolgen. Om strafbaar te zijn, moet de bekendmaking van het toevertrouwde geheim vrijwillig zijn. Het is echter niet vereist dat dit gebeurt met de bedoeling om schade toe te brengen.

De gegevens die door de apotheker worden verzameld worden ook beschermd in het kader van de regelgeving betreffende de bescherming van het levenssfeer (4). Onder alle gegevens met betrekking tot patiënten die door de apotheker worden verwerkt, genieten sommigen van een aanvullende bescherming gezien hun gevoeligheid. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het Rijksregisternummer waarvan het gebruik en het delen strikt gereglementeerd is (5).

1. Punt F. 1 van de Gids voor de goede officinale farmaceutische praktijken, gevoegd bij het KB van 21 januari 2009 houdende onderrichtingen voor de apothekers.

2. Art. 82 van de Code van farmaceutische plichtenleer.

3. Punt F.2 van de Gids voor de goede officinale farmaceutische praktijken, gevoegd bij het KB van 21 januari 2009 houdende onderrichtingen voor de apothekers.

4. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens of Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

5. Wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Deze reeks loopt in opdracht van de Orde van Apothekers en is gebaseerd op de gecommentarieerde Code, die beschikbaar is op de website van de Orde (www.ordederapothekers.be). Alle afleveringen zijn terug te vinden op www.deapotheker.be.

Volgende keer: Uitzonderingen op het beroepsgeheim

Artikel 22

De apotheker is onderworpen aan het beroepsgeheim, dat is bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. Dat beroepsgeheim strekt zich uit tot alles wat hem uit hoofde van zijn beroep werd toevertrouwd of ter kennis gebracht, evenals tot alles wat hij vaststelt of ontdekt in het kader van zijn beroepsuitoefening. De apotheker waakt erover dat het beroepsgeheim wordt gerespecteerd door de personen die onder zijn toezicht staan. Tot zover artikel 22 van de Code van Farmaceutische Plichtenleer.

Het beroepsgeheim vindt zijn grondslag niet alleen in de persoonlijke vertrouwensrelatie die tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar moet bestaan zodat kwaliteitsvolle farmaceutische zorg kan verstrekt worden op een individueel niveau, maar ook in het algemeen belang dat een algemeen vertrouwen in de gezondheidszorgberoepen eist om de toegang tot de zorg en de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen. De apotheker is gebonden door het beroepsgeheim dat hem dwingt om te zwijgen over de "geheimen die hem zijn toevertrouwd". Dit begrip werd nergens in detail gedefinieerd en het is onmogelijk om een exhaustieve lijst van de geviseerde elementen op te stellen. Zoals gesteld door artikel 22 van de Code van farmaceutische plichten- leer dekt dit niet alleen de informatie die aan de apotheker wordt onthuld of door hem wordt vernomen uit hoofde van zijn beroep maar ook de informatie die hij heeft vastgesteld of ontdekt in het kader van zijn beroeps- uitoefening. De Conseil d'appel van de Orde der Apothekers heeft bijvoorbeeld het volgende gesteld: zelfs als een officina een plaats is die toegankelijk is voor het publiek "moet het loutere feit dat men er binnengaat, worden beschouwd als een geheime daad die de apotheker niet mag meedelen aan derden"; anders is het vertrouwen dat de patiënt in de apotheker stelt, geschonden. Inlichtingen van financiële, maatschappelijke, familiale, psychologische... aard over een patiënt waarvan de apotheker kennis neemt in het kader van zijn beroepsuitoefening worden ook beschermd door het beroepsgeheim. Farmaceutisch-technisch assistenten zijn ook gebonden door het beroepsgeheim. In de voor het publiek opengestelde officina's heeft de apotheker-titularis een bijzondere verantwoordelijkheid in dit opzicht, want hij is belast met de uitvoering van de goede praktijken door alle personeelsleden, met inbegrip van de behandeling met respect voor het privéleven van de patiënten van alle informatie die ze in het kader van de uitoefening van hun beroep ontvangen. De personeelsleden (apotheker, niet-apotheker, onderhoudspersoneel, stagiaire...) verplichten zich hiertoe door middel van een vertrouwelijkheidsverklaring (1). De plicht tot naleving van het beroepsgeheim brengt met zich mee dat de officina-apotheker de apotheek zo moet inrichten dat een vertrouwelijke dialoog met de patiënt mogelijk is (2). De regelgeving stelt immers dat een vertrouwelijkheidsruimte moet voorzien worden in de apotheek (3). De niet-naleving van het beroepsgeheim is vatbaar voor strafrechtelijke sancties en heeft bovendien burgerlijke en tuchtgevolgen. Om strafbaar te zijn, moet de bekendmaking van het toevertrouwde geheim vrijwillig zijn. Het is echter niet vereist dat dit gebeurt met de bedoeling om schade toe te brengen. De gegevens die door de apotheker worden verzameld worden ook beschermd in het kader van de regelgeving betreffende de bescherming van het levenssfeer (4). Onder alle gegevens met betrekking tot patiënten die door de apotheker worden verwerkt, genieten sommigen van een aanvullende bescherming gezien hun gevoeligheid. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het Rijksregisternummer waarvan het gebruik en het delen strikt gereglementeerd is (5).